IEF 21971
28 maart 2024
Uitspraak

"Bakkie"-merken missen elk onderscheidend vermogen

 
IEF 21967
27 maart 2024
Uitspraak

HR over het gevolg van vernietiging arbitragevonnis over executie IE-rechten

 
IEF 21964
27 maart 2024
Artikel

Prejudiciële vragen over nationale billijke vergoedingsregeling en onderhandelingsvrijheid

 
IEF 21971

Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group.

"Bakkie"-merken missen elk onderscheidend vermogen

Rechtbank Den Haag 27 mrt 2024, IEF 21971; (DNACC tegen Van der Stad), https://ie-forum.nl/artikelen/bakkie-merken-missen-elk-onderscheidend-vermogen

Rb. Den Haag 27 maart 2024, C109/645 702 / HA ZA 23 -323 (DHCCA tegen Van der Stad) DNACC verhuurt containerbakken voor het tijdelijk opslaan en afvoerenvan afval en is houdster van Benelux- en Unieregistraties voor de woordmerken BOUWBAKKIE, ROLBAKKIE en BAKKIE. Van der Stad verhuurt eveneens containers, maar voor het tijdelijk opslaan van huisraad en kwetsbare spullen. Zijn bedrijf heet ‘opslagbakkie.nl’. DNACC stelt dat Van der Stad inbreuk maakt op haar merkrechten en op haar handelsnaam. In reconventie vordert Van der Stad nietigverklaring van de merken van DNACC op grond van gebrek aan onderscheidend vermogen. De rechtbank oordeelt dat de merken van DNACC elk onderscheidend vermogen missen en geheel beschrijvend zijn. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van DNACC dat “bakkie” atypisch is voor een grote containerbak. Verder oordeelt de rechtbank dat de “bakkie”-merken niet zijn ingeburgerd. DNACC heeft niet onderbouwd gesteld dat het publiek op internet zoekt op haar merk BOUWBAKKIE, en niet naar een bouwbak, bak, of zelfs containerbak in het algemeen. Met betrekking tot de handelsnaam van DNACC, oordeelt de rechtbank dat Van der Stad met zijn afwijkende handelsnaam voldoende afstand heeft genomen van de handelsnamen van DNACC. De vorderingen van DNACC worden afgewezen. De vordering in reconventie wordt toegewezen.

IEF 21967

HR over het gevolg van vernietiging arbitragevonnis over executie IE-rechten

Hoge Raad 22 mrt 2024, IEF 21967; ECLI:NL:HR:2024:464 (Russische Federatie tegen HVY), https://ie-forum.nl/artikelen/hr-over-het-gevolg-van-vernietiging-arbitragevonnis-over-executie-ie-rechten

HR 22 maart 2024, IEF 21967; ECLI:NL:HR:2024:464 (Russische Federatie tegen HVY). Partijen hebben vooraf aan deze zaak in eerste aanleg geprocedeerd bij de voorzieningenrechter [zie IEF 19526]. Vervolgens is geprocedeerd bij het gerechtshof in Den Haag [zie IEF 20836]. In deze zaak is er sprake van een internationaal privaatrechtelijk executiegeschil met betrekking tot de uitvoering van een beslissing op grond van artikel 438 Rv. In cassatie komt de Russische Federatie onder andere op tegen het oordeel van het hof dat de Russische Federatie zich niet met succes kan beroepen op immuniteit. De Russische Federatie komt onder andere op tegen de huidige stand van de vernietigingsprocedure met betrekking tot de arbitrale beslissingen. Zij stelt dat dit niet meebrengt dat de tenuitvoerlegging daarvan is geschorst. De Russische Federatie heeft een verzoek tot ingediend op basis van artikel 1066 lid 2 Rv.

IEF 21964

Prejudiciële vragen over nationale billijke vergoedingsregeling en onderhandelingsvrijheid

Verzoekende partij ‘Meta Platforms Ireland Limited’ biedt onlinediensten aan, waaronder Facebook. Verwerende partij, de nationale toezichthouder voor de communicatiesector (hierna: AGCom), heeft op grond van de nationale auteurswet een besluit genomen over de rechten omtrent perspublicaties. Dit besluit stelt criteria vast over de hoogte van een billijke vergoeding van perspublicaties en bevat verplichtingen voor het beschikbaar stellen van gegevens. Dit besluit raakt Meta Platforms, omdat persuitgevers uittreksels van of links naar hun inhoud op hun Facebook pagina zetten, waardoor er extra webverkeer wordt gegenereerd naar de website van de uitgever. Meta Platforms gaat tegen het besluit in beroep en stelt dat de nationale auteurswet waarop het besluit is genomen in strijd is met artikel 15 van richtlijn 2019/790.

IEF 21965

Onvoldoende gesteld dat sprake was van onrechtmatig verkrijgingsplan

Gerechtshoven 12 mrt 2024, IEF 21965; ECLI:NL:GHARL:2024:1799 (Appellant tegen Allroad), https://ie-forum.nl/artikelen/onvoldoende-gesteld-dat-sprake-was-van-onrechtmatig-verkrijgingsplan

Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2024, IEF 21965; ECLI:NL:GHARL:2024:1799 (Appellant tegen Allroad). In onderhavige zaak wordt Allroad verweten te hebben geprofiteerd van een plan tot zelfverrijking van haar bestuurder, ten koste van Ecool, waar appellant deel van was. De bestuurder zou geld uit Ecool hebben omgeleid, waardoor Ecool haar geldverplichtingen niet meer kon nakomen en de bank haar hypotheekrecht op een aan Ecool toebehorende slipbaan heeft geëxecuteerd. De slipbaan is gekocht door een aan de bank gelieerde partij, die de slipbaan vervolgens heeft doorverkocht aan Allroad. Appellant verwijt Allroad hiermee te hebben geprofiteerd van een vooropgezet plan tot bemachtiging van de slipbaan beneden de marktwaarde, ten koste van Ecool.

IEF 21968

Uitspraak ingezonden door Auke-Frank Tadema en Allard van Duijn, Freshfields Bruckhaus Deringer.

Hof bekrachtigt vonnis over overtreding inbreukverbod

Gerechtshoven 26 mrt 2024, IEF 21968; 200.321.764/01 (Pharmathen tegen Novartis), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-bekrachtigt-vonnis-over-overtreding-inbreukverbod

Hof Amsterdam 26 maart 2024, IEF 21968; 200.321.764/01 (Pharmathen tegen Novartis). De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft eerder in deze procedure Pharmathen verboden inbreuk te maken op het octrooi van Novartis, op straffe van dwangsommen. Volgens Novartis heeft Pharmathen in strijd gehandeld met het vonnis door het (blijven) aanbieden van betreffend LAR-product en dwangsommen verbeurd. Pharmathen betwist dit en vordert schorsing van de executie van het kortgedingvonnis. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de dwangsommen zijn verbeurd en het verzoek van Pharmathen geweigerd. Pharmathen betoogt in hoger beroep dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het in kortgedingvonnis opgelegde inbreukverbod is overtreden.

IEF 21966

Actualiteiten Privacyrecht | dinsdag 16 april 2024

Wilt u binnen twee uur weer helemaal bijgepraat zijn over alle relevante privacyrechtspraak van de afgelopen periode? Schrijf u dan in voor Actualiteiten Privacyrecht! Vita Zwaan (bureau Brandeis) en Quintus Kroes (Brinkhof) zullen u bijpraten aan de hand van een aantal hoofdthema's, die hier later bekend gemaakt zullen worden. Uiteraad sluiten we de middag af met een borrel. Zeker weten dat u erbij kan zijn? Meld u dan nu vast aan via onderstaande knop, of stuur een e-mail naar info@delex.nl.

IEF 21963

Rechtbank gaat uit van geldigheid EU-besluit over handelsvergunning

Rechtbanken 5 mrt 2024, IEF 21963; ECLI:NL:RBAMS:2024:1228 (Biogen tegen Sandoz), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-gaat-uit-van-geldigheid-eu-besluit-over-handelsvergunning

Rb. Amsterdam 5 maart 2024, IEF 21963; ECLI:NL:RBAMS:2024:1228 (Biogen tegen Sandoz). Biogen heeft een vergunning aangevraagd bij de Europese Commissie voor het in handel brengen van Tecfidera. Biogen vordert Sandoz te verbieden met haar generieke kopieën van Tecfidera de Nederlandse markt te betreden vóór 2 februari 2025. Sandoz heeft een nationale handelsvergunning voor haar generieke kopie van Tecfidera, maar Biogen stelt dat zij van die vergunning geen gebruik mag maken zolang Tecfidera marktbescherming heeft. Het is volgens Biogen ook niet aan de Nederlandse rechter om de rechtsgeldigheid van het Uitvoeringsbesluit 2023 te toetsen. Sandoz voert aan dat het besluit niet rechtsgeldig is, omdat het niet is genomen binnen de daarvoor geldende 8-jaarstermijn en omdat het is gebaseerd op verouderde wetenschappelijke inzichten. De rechtbank oordeelt dat uit zal moeten worden gegaan van de rechtsgeldigheid van het Uitvoeringsbesluit, totdat de Unierechter anders beslist. In twee instanties hebben Europese ‘voorzieningenrechters’ zich al gebogen over de kwestie, beide hebben geen reden geconstateerd om het Uitvoeringsbesluit te schorsen. Op grond van rechtspraak van de Hoge Raad heeft de nationale kort-gedingrechter maar heel beperkte ruimte om EG besluiten te toetsen op rechtmatigheid. De slotsom is dat vooralsnog moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit. De rechtbank verbiedt Sandoz om haar geneesmiddelen Dimethylfumaraat Sandoz 120 mg en Dimethylfumaraat Sandoz 240 mg in Nederland in de handel te brengen vóór 2 februari 2025.

IEF 21961

Prejudiciële vragen over nationale wet betreffende forfaitaire minimumvergoeding

De UFPR, maatschappij voor collectieve belangenbehartiging van de naburige rechten, heeft met DADA, exploitant van een plaatselijk radiostation, een niet-exclusieve licentieovereenkomst gesloten voor het uitzenden van commerciële fonogrammen. Deze hield in dat DADA bevoegd was fonogrammen uit te zenden tegen een betaling van een billijke vergoeding. Ook bij gebrek aan inkomsten zouden gemaakte inkomsten wel vergoed worden. Na inwerkingtreding van een nieuwe nationale wet, die een einde maakt aan de billijke minimumvergoeding, weigert DADA om de forfaitaire minimumvergoeding nog te betalen. UFPR voert aan dat de wet in strijd zou zijn met artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 en artikel 16, lid 2, van richtlijn 2014/26. Deze bepalingen zouden zich verzetten tegen tegen inmenging door de nationale wetgever in de uitvoering van een geldige methode die een dergelijke minimumvergoeding bepaalt. De verwijzende rechter stelt dat deze Unierechtelijke bepalingen voorschrijven dat de vergoeding die aan producenten van fonogrammen toekomt passend en redelijk moet zijn en dat het aan de nationale wetgever is om mechanismen in te stellen waarbij die passende vergoeding concreet wordt bepaald. De verwijzende rechter stelt vragen over welke criteria aan deze beoordeling kan worden gesteld. Tevens twijfelt hij over de verplichting tot een forfaitaire vergoeding en vraagt hij zich af of het beëindigen van vergoedingen die niet verwaarloosbaar zijn, strijd oplevert met artikel 17 Handvest. De prejudiciële vragen luiden als volgt:

IEF 21962

Opinie: Amsterdamse Orde viel persvrijheid met gestrekt been aan

In NRC schreven Jens van den Brink en Lotte Oranje een opinieartikel over de handelwijze van de Amsterdamse Orde in de zaak die Royce de Vries aanspande tegen het AD. De Amsterdamse Orde probeerde de persvrijheid te kortwieken en daar maken Van den Brink en Oranje zich als Amsterdamse advocaten zorgen om.

IEF 21960

HvJ EU: Italiaanse CBO-wetgeving in strijd met VWEU

HvJ EU 21 mrt 2024, IEF 21960; ECLI:EU:C:2024:254 (LEA tegen Jamendo), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-italiaanse-cbo-wetgeving-in-strijd-met-vweu

HvJ EU 21 maart 2024, IEF 21960; ECLI:EU:C:2024:254 (LEA tegen Jamendo SA). LEA is een aan het Italiaanse recht onderworpen collectieve beheerorganisatie die gerechtigd is om in Italië te bemiddelen inzake auteursrechten. Jamendo SA is een onafhankelijke beheerentiteit die sinds 2004 in Italië actief is. LEA heeft de rechter verzocht om Jamendo te bevelen haar bemiddelingsactiviteiten inzake auteursrechten in Italië te staken. Jamendo stelt dat naar Italiaans recht bemiddelingsactiviteiten voorbehouden zijn aan de SIAE (de Italiaanse vennootschap van auteurs en uitgevers), waardoor het voor onafhankelijke beheerentiteiten onmogelijk is om aldaar te bemiddelen inzake auteursrechten en deze entiteiten gedwongen worden om vertegenwoordigingsovereenkomsten te sluiten met de SIAE of met andere erkende collectieve beheerorganisaties. De rechter stelt de prejudiciële vraag of de Richtlijn collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten (RI 2014/26) het verbiedt een nationale regeling te hanteren die toegang tot de markt voor bemiddeling voorbehoudt aan collectieve beheerorganisaties, met uitsluiting van organisaties die kunnen worden gekwalificeerd als onafhankelijke beheerentiteiten die in dezelfde staat of in andere lidstaten zijn opgericht.