Gepubliceerd op dinsdag 16 oktober 2018
IEF 18029
Rechtbank Den Haag ||
10 okt 2018
Rechtbank Den Haag 10 okt 2018, IEF 18029; ECLI:NL:RBDHA:2018:12029 (Nikon tegen ASML), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-voeging-in-vro-en-in-afwachting-van-arbitrageprocedure-in-2019

Geen voeging in VRO en in afwachting van arbitrageprocedure in 2019

Vzr. Rechtbank Den Haag 10 oktober 2018, IEF 18029; ECLI:NL:RBDHA:2018:12029 (Nikon tegen ASML) Voegingsincident. Zeiss vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van ASML. Afgewezen. Niet voldaan aan eis dat vordering wordt ingesteld vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen in VRO. Daarnaast geen belang bij voeging. Los daarvan geldt dat het belang van Zeiss bij voeging, dat ziet op de uitleg van de tussen Nikon en Zeiss (en Nikon en ASML) gesloten Cross-License Agreement en de sublicentie van Zeiss aan ASML, niet kan worden ingezien. De rechtbank bepaalde dat het geplande pleidooi in afwachting is van de uitkomst van de tussen Nikon en Zeiss/ASML aanhangige arbitrageprocedure. Nu Nikon heeft aangegeven dat er eerst medio september 2019 een uitspraak van het ICDR kan worden verwacht, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de parkeerrol van 2 oktober 2019.

2.3. Ingevolge artikel 218 Rv1 wordt de incidentele vordering tot voeging ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen. In deze zaak volgens het Versneld Regime in Octrooizaken (hierna: VRO), waarbij ingevolge de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 26 april 2017 vaste termijnen zijn bepaald voor het indienen van processtukken, diende op de rol van 18 juli 2018 te worden geconcludeerd voor antwoord in conventie. Die conclusie was de laatste conclusie in de zaak in conventie. Uit de incidentele conclusie van Zeiss blijkt dat het door haar gestelde belang bij voeging slechts verband houdt met de procedure in conventie (geen inbreuk want ASML beschikt over een door Zeiss verstrekte sub-licentie). Daarom had haar incidentele vordering tot voeging uiterlijk dienen te worden ingesteld op 18 juli 2018, zijnde de datum die in eerdergenoemde beschikking is bepaald voor het nemen van antwoord in conventie. Nu Zeiss haar incidentele vordering daarentegen eerst op 12 september 2018 heeft ingesteld, op welke datum ingevolge de meergenoemde beschikking de conclusie van antwoord in reconventie diende te worden genomen, is zij te laat nu haar belang bij voeging slechts ziet op de vorderingen in conventie. Zeiss heeft in deze procedure nog gesteld - kort gezegd - dat haar belang niet is beperkt tot de vorderingen in conventie maar in het algemeen is gelegen in een eventuele negatieve uitkomst voor ASML van de onderhavige procedure, maar die stelling, die Nikon betwist, heeft zij niet onderbouwd zodat die wordt gepasseerd.

2.4. Los daarvan - en zelfstandig dragend voor het oordeel dat de incidentele vordering dient te worden afgewezen - geldt dat het belang van Zeiss bij voeging, dat ziet op de uitleg van de tussen Nikon en Zeiss (en Nikon en ASML) gesloten Cross-License Agreement en de sublicentie van Zeiss aan ASML, niet kan worden ingezien. Indien in de arbitrageprocedure bij het International Centre for Dispute Resolution (hierna: ICDR), waarbij Zeiss partij is en waarin zij samen met ASML verweer voert, in het voordeel van ASML wordt beslist, is de zaak in conventie ten einde. Immers, in dat geval kan ASML zich beroepen op een geldige licentie en maakt zij om die reden geen inbreuk. Indien de arbitrage in het nadeel van ASML uitpakt, is het licentie-argument van ASML haar uit handen geslagen en heeft Zeiss niet gesteld welk belang zij dan nog heeft bij voeging.

3 De beoordeling in de hoofdzaak 3.1. De rechtbank heeft bij beslissing van 1 oktober 2018 bepaald dat het aanvankelijk voor 21 december 2018 geplande pleidooi in deze zaak geen doorgang zal vinden in afwachting van de uitkomst van de tussen Nikon en Zeiss/ASML aanhangige arbitrageprocedure. Nu Nikon heeft aangegeven dat er eerst medio september 2019 een uitspraak van het ICDR kan worden verwacht, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de parkeerrol van 2 oktober 2019. De meest gerede partij zal de zaak te zijner tijd weer kunnen opbrengen voor voortprocederen.