27 nov 2024
Kopieer citeerwijze ||
Adelaarskop versus V-vorm: Gerecht vernietigt EUIPO-beslissing in merkenzaak Armani)
Adelaarskop versus V-vorm: Gerecht vernietigt EUIPO-beslissing in merkenzaak Armani
Gerecht van de Europese Unie 27 november 2024 IEF 22462, IEFbe 3847; (Giorgio Armani SpA tegen Shenzhen City Chongzheng Technology Co Ltd) Het Gerecht van de Europese Unie heeft geoordeeld dat de Kamer van Beroep van het EUIPO ten onrechte heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gelijkenis bestaat tussen het aangevraagde merk van Shenzhen City Chongzheng Technology Co. Ltd en het oudere merk van Giorgio Armani SpA. De zaak draaide om een oppositie tegen een merk met horizontale lijnen, dat volgens Armani visueel en conceptueel overeenkomsten vertoont met hun bekende gestileerde adelaar. De Kamer van Beroep oordeelde eerder dat de verschillen tussen de merken groot genoeg waren om verwarringsgevaar uit te sluiten. Het Gerecht benadrukte echter dat beide merken horizontale lijnen bevatten die een V-vorm weergeven, wat een relevant visueel element is. Hoewel het Armani-merk een extra element bevat, namelijk de kop van een adelaar, werd dit door het Gerecht beschouwd als een secundair kenmerk. Het EUIPO heeft daarom onterecht geconcludeerd dat er geen visuele gelijkenis bestond, aldus het Gerecht.
Daarnaast stelt het Gerecht dat de conceptuele verschillen niet op zichzelf doorslaggevend waren. Het Gerecht benadrukte dat het risico op verwarring beoordeeld moet worden op basis van een globale analyse waarin visuele, conceptuele en fonetische overeenkomsten gezamenlijk worden meegewogen. Het Gerecht stelt ook vast dat het EUIPO geen rekening heeft gehouden met de bredere bescherming van bekende merken tegen afbreuk aan hun reputatie of onderscheidend vermogen en tegen onrechtmatig voordeel dat daaruit kan worden getrokken. De beslissing van de Tweede Kamer van Beroep van het EUIPO wordt nietig verklaard.
33 En outre, il convient de rappeler que la chambre de recours a considéré, d’une part, que les marques en cause n’étaient pas comparables sur le plan phonétique, et, d’autre part, qu’elles étaient différentes sur le plan conceptuel, sans pour autant constater que cette différence était à elle seule déterminante aux fins de l’examen de la question de savoir si ces marques produisaient une impression d’ensemble différente.
34 Dans ces circonstances, compte tenu de la jurisprudence rappelée au point 23 ci-dessus, selon laquelle deux marques sont similaires lorsque, du point de vue du public pertinent, il existe entre elles une égalité au moins partielle en ce qui concerne un ou plusieurs aspects pertinents, à savoir les aspects visuel, phonétique et conceptuel, il convient de conclure que c’est à tort que la chambre de recours a omis de procéder à une appréciation globale du risque de confusion, du fait de son constat erroné d’une différence d’ensemble entre les marques en conflit et de « l’inapplicabilité » de l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement 2017/1001, constat fondé, notamment, sur l’impression d’ensemble « très différente » qu’auraient les consommateurs sur le plan visuel (voir point 22 de la décision attaquée).