Advies NOVA-commissies IE en BPR over indicatietarieven in IE-zaken
Adviescommissie IE en BPR, 30 januari 2017, betreft indicatietarieven in IE -zaken Rechtbanken, Gerechtshoven en Hoge Raad 2017. In het onderstaande rraken zij graag gebruik van de mogelijkheid op deze concepten te reageren. Hierbij geven zij eerst een algemene reactie op beide concepten, die veel punten van overeenstemming kennen, hetgeen uiteraard al positief te waarderen is, en gaan zij vervolgens in op het concept voor de Gerechtshoven, daarna op het concept voor de Rechtbanken voor zover dat afwijkt en tenslotte op dat voor de Hoge Raad, voor zover dat afwijkt.
Octrooizaken
Het is terecht dat de bestaande en de voorgestelde indicatietarieven niet gelden voor octrooizaken, gelet op de specifieke kenmerken van dat intellectuele -eigendomsrecht. Binnen de octrooibalie lopen de meningen over de wenselijkheid van indicatietarieven in octrooizaken evenwel zeer sterk uiteen.
Tegenstanders menen dat het niet nodig of wenselijk is om op dit moment indicatietarieven op te stellen voor octrooizaken. Zij noemen daarvoor vier redenen:
- Ten eerste is de bandbreedte in octrooizaken veel te breed om zinvolle indicatietarieven op te stellen. Het kostenverschil tussen een eenvoudige en een complexe zaak loopt al snel in de tonnen. Daar komt bij dat pas bij de uitspraak wordt beslist of een zaak als eenvoudig of complex wordt aangemerkt. Tot die tijd blijft dus onzeker wat de kostenveroordeling zal worden. Hiermee wordt dus niet tegemoet gekomen aan de behoefte aan voorzienbaarheid voorafgaande aan het geding van de hoogte van de proceskostenveroordeling.
- Ten tweede leert de ervaring dat het niet nodig is om een indicatietarief te hebben: ervaren octrooiadvocaten kunnen prima inschatten wat de (bandbreedte van de te verwachten) kosten zullen zijn en partijen maken doorgaans voor pleidooi een afspraak over de redelijke en evenredige
kosten van het geding.
- Ten derde: als al iets over tarieven voor octrooizaken moet worden ingevoerd, dan is het niet wenselijk om iets anders in te voeren dan het "kostenvergoedingsplafond-regime" dat (naar verwachting binnenkort) voor UPC-zaken zal gelden. (Voor een nuttig overzicht zie hier). Dat
regime voorziet in gedifferentieerde plafonds voor kostenveroordelingen, afhankelijk van het belang van de zaak.
- Ten slotte is er niet (of nauwelijks) sprake is van een "chilling effect" in octrooizaken. (Voor zover er wel sprake zou zijn kunnen van een chilling effect, dan is dat het resultaat van het "loser pays" systeem waarvoor gekozen is onder de Handhavingsrichtlijn).
Voorstanders van indicatietarieven zijn het hier (zeer) mee oneens. Zij menen dat er wel sprake is van een chilling effect. Zij benadrukken de behoefte aan grotere voorspelbaarheid van de proceskostenveroordeling, met name voor minderdraagkrachtige rechtzoekenden uit het midden en
kleinbedrijf.
Proceskostenveroordelingen die in de sfeer van € 50k tot €400k voor een of meerdere instanties liggen maken procederen tot een luxe die veel marktpartijen zich niet kunnen veroorloven. Voor menig bedrijf zijn die kosten gelijk aan een fors deel van een jaarwinst waar men van droomt. Met deze hoge proceskosten komt ook de grondrechtelijke toegang tot de rechter in het geding. Het idee dat de verliezende partij de kosten moet betalen die de andere partij kennelijk bereid is aan zijn advocaat en gemachtigde te betalen komt niet gerechtvaardigd voor en consequentie van het "loser pays" systeem van de richtlijn.
Uitgangspunten
In het onderstaande staat voor de overzichtelijkheid de tekst van de concept -regeling (voor de Gerechtshoven) integraal vermeld met commentaar in rood. Daarna volgen enkele (afwijkende) fragmenten uit de regeling voor de Hoge Raad eveneens met commentaar in rood.
Inleiding ........... 1
Algemeen ............... 1
Octrooizaken ................. 2
Uitgangspunten .............. 3
1. Indicatietarieven gerechtshoven .............. 4
1.1 Toepassingsgebied ............... 4
1.2 Desgevorderd ................. 5
1.3 Kosten .............. 5
1.4 Overeenstemming ................. 6
1.5 Specificatie: vereisten ............ 6
1.6 Termijn van indiening ............ 7
1.7 Hoogte proceskostenveroordeling .............. 7
1.8 Categorie -indeling ................. 8
1.9 Incidenteel beroep ................. 8
2. Indicatietarieven rechtbanken ........... 8
2.1 Financieel weinig draagkrachtige partij (bij rechtbank) ........... 9
3. Indicatietarieven in cassatie .............. 9
3.1 Termijn van indiening in cassatie .............. 10