DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 8 december 2017
IEF 17336
Rechtbank Den Haag ||
22 nov 2017
Rechtbank Den Haag 22 nov 2017, IEF 17336; ECLI:NL:RBDHA:2017:13694 (Lindberg), https://ie-forum.nl/artikelen/als-inbreuk-is-erkend-en-recall-actie-ingesteld-is-de-procedure-niet-meer-tot-handhaving-ie

Als inbreuk is erkend en recall-actie ingesteld, is de procedure niet meer tot handhaving IE

Rechtbank Den Haag 22 november 2017, IEF 17336; ECLI:NL:RBDHA:2017:13694 (Lindberg tegen gedaagde) Merkenrecht. Klacht over bril voorzien van Lindberg-merk, maar niet door haar is vervaardigd. Inbreuk niet betwist. Proceskosten slechts deels conform indicatietarief. Gedaagde heeft ook daadwerkelijk na het uitbrengen van de dagvaarding en vóór het nemen van de conclusie van antwoord gerectificeerd en (met succes) een recall-actie ingesteld. Na uitbrengen van de dagvaarding zag procedure uitsluitend op bepalen hoogte proceskosten; derhalve vanaf dat moment niet langer een procedure tot handhaving intellectuele eigendom; gelet op specifieke omstandigheden (reëel aanbod betaling kosten gedaagde en weigering eiseres daarover in overleg te treden) zijn de kosten vanaf dat moment gecompenseerd.

4.10. Het indicatietarief is echter berekend voor een volledige zaak, vanaf dagvaarding/conclusie van antwoord tot en met in verband met het vonnis nog te verrichten handelingen. De rechtbank is van oordeel dat het niet redelijk is om het volledige indicatietarief toe te wijzen, aangezien de zaak reeds na het uitbrengen van de dagvaarding en in ieder geval na ontvangst van de conclusie van antwoord, van kleur is verschoten. Bij dat oordeel neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking.

4.11. Lindberg heeft niet weersproken dat [gedaagde] kort na het uitbrengen van de dagvaarding de inbreuk heeft erkend en heeft aangegeven bereid te zijn aan alle vorderingen van Lindberg, met uitzondering van betaling van de proceskosten, tegemoet te komen, maar dat zij (Lindberg) niet bereid is geweest daarover constructief overleg te voeren. [gedaagde] heeft ook daadwerkelijk na het uitbrengen van de dagvaarding en vóór het nemen van de conclusie van antwoord gerectificeerd en (met succes) een recall-actie ingesteld. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] een onthoudingsverklaring overgelegd, toestemming gegeven de in beslag genomen administratie te onderzoeken, informatie verstrekt over het distributiekanaal, aangegeven bereid te zijn de gevorderde schadevergoeding te betalen en een – in het licht van het hiervoor genoemde indicatietarief – niet onredelijk aanbod tot betaling van de kosten gedaan, namelijk maximaal € 10.000,-.

4.12. Uit deze omstandigheden blijkt dat na ontvangst van de conclusie van antwoord (roldatum 29 maart 2017), de procedure nog uitsluitend zag op het bepalen van de hoogte van de proceskosten. Daarmee kan de zaak vanaf dat moment niet meer worden aangemerkt als een procedure tot handhaving van rechten van intellectuele eigendom in de zin van artikel 1019 Rv, zodat vanaf dat moment de toewijsbaarheid van de proceskosten dient te worden beoordeeld op grond van artikel 237 Rv.