DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 14 augustus 2023
IEF 21611
Hof Amsterdam ||
27 jun 2023
Hof Amsterdam 27 jun 2023, IEF 21611; ECLI:NL:GHAMS:2023:1467 (Appellante/Geïntimeerde), https://ie-forum.nl/artikelen/appellante-dient-zich-te-onthouden-van-uitlatingen

Appellante dient zich te onthouden van uitlatingen

Gerechtshof Amsterdam 27 juni 2023, IEF 21611; ECLI:NL:GHAMS:2023:1467 (Appellante/Geïntimeerde) In deze zaak oordeelt het gerechtshof Amsterdam over een vonnis inzake een vaststellingsovereenkomst tussen appellante en geïntimeerde. In deze overeenkomst is opgenomen dat appellante zich niet negatief mag uitlaten over geïntimeerde. Deze overeenkomst is ontstaan na een aantal juridische geschillen tussen partijen. Hierna heeft appellante enkele uitingen over de vertegenwoordigers van geïntimeerde gedaan, waarop geïntimeerde de rechter heeft gevraagd om appellante te veroordelen om de vaststellingsovereenkomst na te leven. Appellante stelt dat deze plicht niet meer geldt en in strijd is met haar recht op vrijheid van meningsuiting. In eerste aanleg is zij in het ongelijk gesteld.

Appellante stelt dat de vaststellingsovereenkomst een tijdsbeperking bevat. Het gerechtshof gaat niet mee in deze stelling, nu nergens uit de overeenkomst kan worden opgemaakt dat partijen de bedoeling hadden om de overeenkomst aan een termijn te binden. Ook wordt geoordeeld dat appellante zich niet negatief mag uitlaten over de vertegenwoordigers van geïntimeerde in hun functie als vertegenwoordigers. Betreffende de grief inzake haar beperking van haar vrijheid van meningsuiting geeft het gerechtshof aan dat appellante en geïntimeerde beiden een beperking op deze vrijheid hebben gecontracteerd. Deze beperking is vrijwillig aangenomen en vormt daarmee geen nietigheidsgrond. De vorderingen van appellante worden daarmee deels verworpen en appellante dient de proceskosten te dragen en zich aan de vaststellingsovereenkomst te houden.

4.11 Het voorgaande laat onverlet dat het recht op vrije meningsuiting indirect horizontaal kan doorwerken in de rechtsverhouding tussen [appellante] en [geïntimeerde] . [appellante] voert ook terecht aan dat, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, de uitingen die zij in haar e-mail van 27 april 2022 heeft gedaan, hoewel kwetsend en grof, in beginsel wel degelijk worden beschermd door haar vrijheid van meningsuiting. [appellante] miskent met haar grief echter dat het recht op vrije meningsuiting niet onbeperkt en absoluut is. Tegenover dat recht staat – in dit geval – het fundamentele beginsel van contractsvrijheid. Op grond van die contractsvrijheid stond het [appellante] vrij om met [geïntimeerde] afspraken te maken die een beperking van haar vrijheid van meningsuiting inhielden. Die beperking was onderdeel van een samenstel van afspraken over de beëindiging van de tussen [appellante] en [geïntimeerde] gerezen conflicten. In die context hebben beide partijen vrijwillig een bescheiden beperking van hun vrijheid van meningsuiting aanvaard, bestaande in het achterwege laten van verdere negatieve uitlatingen jegens elkaar en de andere bewoners van het chaletpark. Naar het oordeel van het hof leidt een dergelijke beperkte, wederzijdse en vrijwillige prijsgave van het recht op vrije meningsuiting niet tot nietigheid van (enig onderdeel van) de vaststellingsovereenkomst.