25 apr 2017
Beschuldiging plagiaat en oneerlijkheid ontwerpwedstrijd door concurrerende ondernemer diffamerend
Hof Amsterdam 25 april 2017, IEF 16962; ECLI:NL:GHAMS:2017:1639 (X tegen Dopper) Uitlatingen op Twitter over de Dopper. Beschuldigingen van plagiaat en oneerlijkheid ontwerpwedstrijd vinden onvoldoende steun in het feitenmateriaal. Uitingen door concurrerende ondernemer, in stellige en diffamerende bewoordingen en stelselmatig. Door voorzieningenrechter [IEF 15756] gegeven publicatieverbod is gerechtvaardigd. Formulering verbod aangepast.
3.25. [X] klaagt bij zijn vijfde grief voorts over de toevoeging door de voorzieningenrechter in het dictum van de zinsnede ‘waarin zonder verwijzing naar een vaststelling in rechte’. Volgens [X] kan hij door deze toevoeging slechts berichten over de in het dictum opgenomen onderwerpen als de bedoelde beschuldigingen in rechte komen vast te staan. Dit gaat volgens hem verder dan de wegingsfactor dat een beschuldiging voldoende steun moet vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Het hof overweegt dat in het algemeen geldt dat het [X] vrij staat om, in het geval dat hij meent dat de omstandigheden in relevante mate zijn gewijzigd, in rechte wijziging te vragen van een door de kortgedingrechter opgelegde voorziening. Dat maakt dat de in de zinsnede opgenomen uitzondering op het verbod enerzijds te beperkt van aard is en anderzijds niet noodzakelijk is om tot een rechtens aanvaardbare formulering van het verbod te komen. Het hof zal de zinsnede dan ook uit het gegeven verbod verwijderen. De grief slaagt in zoverre. Dat betekent niet dat de reikwijdte van het verbod inhoudelijk wijzigt. Het staat [X] immers nog steeds niet vrij om zich uit te laten zoals in het dictum nader omschreven.
Dictum: Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend voor zover daarin bij het onder 5.1 gegeven verbod de zinsnede ‘zonder verwijzing naar een vaststelling in rechte’ is opgenomen; bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;