DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 18 januari 2013
IEF 12249
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Bronzen lijken matige kopieën te zijn

Hof Arnhem 18 december 2012, LJN BY8863 (Vimax Consultancy B.V. tegen bedrijf X)

Rodin @ Altes NationalgalerieAls randvermelding.
Is kunstkoop een kansovereenkomst? Beroep op non-conformiteit en dwaling ten aanzien van enkele aan eisers verkochte, volgens hen niet-authentieke, bronzen beelden. Klachtplicht. Hof laat eisers toe tot bewijs.

Appellanten hebben in maart en juni 2007 onder meer de volgende vier beelden gekocht van [bedrijf X]: - “Figure de femme à mi corps”, “L’Age d’airain”, “Le Chien”, en  “Buste (Grande tête de Diego)”. Nu lijken deze bronzen beelden niet authentiek, maar slechts matige kopieën te zijn; ze zijn niet veel meer waard dan de kosten van het gieten, zeg € 2.000,- per stuk.

Het verjaringsverweer wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning. Wat daarvan zij, de vorderingen van appellanten zijn binnen twee jaar na die kennisgeving (7:23 lid 1 BW) ingesteld en het is niet van belang of de opgevoerde brieven stuitende werking hebben. Het had op de weg van bedrijf X gelegen haar stelling dat het om authentieke werken gaat nader te concretiseren en te onderbouwen, hetgeen zij evenwel heeft nagelaten. Om die reden acht het hof niet beslissend dat alleen het deskundigenoordeel is vermeldt en niet de daartoe gevolgde werkwijze.

Dat kunstkoop in het algemeen als een kansovereenkomst moet worden beschouwd, is onjuist. Beslissend is of appellanten, mede gelet op de aard van het verkochte, de bedongen prijzen en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, in de gegeven omstandigheden mochten verwachten dat het met zekerheid om authentieke bronzen ging (artikel 7:17 lid 2 BW). Hiertoe wordt het appellanten nog toegelaten om bewijs te leveren.

4.12  [bedrijf X] heeft daartegenover gesteld dat met [appellant sub 1] is besproken dat de prijzen aanzienlijk lager waren dan op de veiling. [bedrijf X] stelt dat [X] heeft verteld dat de galerie een liefhebberij was die hij na zijn pensioen is begonnen. [bedrijf X] stelt voorts dat [X] bij iedere koopovereenkomst uitdrukkelijk heeft vermeld dat hij niet beschikt over provenance of documenten en dat de beelden uit particulier bezit afkomstig waren en hij de herkomst verder niet kende. [bedrijf X] heeft, zo stelt zij, duidelijk gemaakt dat de echtheid niet kon worden gegarandeerd en dat dit ook de reden was dat de prijs zo laag was ten opzichte van de opbrengsten bij grote veilinghuizen of beurzen als Tefaf. Volgens [bedrijf X] moeten [appellanten] als kunstkenners worden aangemerkt met een bovengemiddelde kennis van kunst. Voorts heeft [bedrijf X] betwist dat de beelden als niet authentiek zouden moeten worden gekwalificeerd.

4.13  Het hof overweegt als volgt. Voor zover [bedrijf X] zulks betoogt, verwerpt het hof haar stelling dat kunstkoop in het algemeen als een kansovereenkomst moet worden beschouwd. Of van een zodanige kansovereenkomst sprake is, moet door uitleg worden bepaald. In het onderhavige geval gaat het erom of (veronderstellenderwijs uitgaand van de – door [bedrijf X] betwiste – niet-authenticiteit daarvan) de verkochte bronzen aan de overeenkomst beantwoorden. Daarvoor is beslissend of [appellanten], mede gelet op de aard van het verkochte, de bedongen prijzen en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, in de gegeven omstandigheden mochten verwachten dat het met zekerheid om authentieke bronzen ging (artikel 7:17 lid 2 BW). Indien één of meer van de onder 4.11 weergegeven stellingen van [appellanten] zou(den) komen vast te staan, dan zou dit het oordeel kunnen wettigen dat de verkochte bronzen niet aan de overeenkomst beantwoorden. Of dat zo is, zal het hof pas beslissen na bewijslevering.