DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 22 oktober 2018
IEF 18047

Charles Gielen onder HvJ EU ESS/Group Nivelles

Noot Charles Gielen onder HvJ EU 21 september 2017, IEF 18047; IEFbe 2769; eerder als NJ 2018/360 (ESS en EUIPO/Group Nivelles) 1. Deze zaak [IEF 17130] gaat over de bescherming van de verschijningsvorm van voortbrengselen, ofwel over modelrechten, en in het bijzonder modelrechten, gevestigd onder de zgn. Gemeenschapsmodellen Verordening (EG) nr. 6/2002, hierna “GMVo.” Voor bescherming is vereist dat een GM nieuw is en een eigen karakter heeft. Group Nivelles vordert nietigverklaring van een GM van Easy Sanitary Solutions (hierna: “ESS”), bestaande uit een douchegoot en zij beriep zich op afbeeldingen van een ouder model van een derde, stellende dat door de openbaarmaking daarvan, het model van ESS niet nieuw is, hetzij geen eigen karakter heeft. Het begrip “nieuwheid” vormt de kern van dit arrest. In hoeverre het oudere model afbreuk doet aan het eigen karakter van het ESS-model zal onderwerp vormen van een nadere beslissing van, als ik het goed zie, de nietigheidsafdeling van EUIPO.

2. Het Hof heeft naar aanleiding van een door EUIPO tegen de beslissing van het Gerecht ingebracht middel, allereerst een beslissing gegeven over de vraag hoe het zit met de bewijslast en bewijsvoering in het kader van een vordering tot nietigverklaring van een model. Ik bespreek de volgens mij juiste beslissing van het Hof op dit punt (rov. 54 t/m 77) niet.

(...) 11. Wat de beslissing van het Hof echter niet leert, is of voor de bepaling van de algemene indruk de aard van het voortbrengsel en de bedrijfstak waarmee dit voortbrengsel is verbonden, niet toch enige rol vervult. Het Gerecht besliste dat dit bij de beoordeling van het eigen karakter wel degelijk relevant is. Daarbij had het Gerecht met name gewezen op punt 14 van de considerans van de GMVo. waarin is te lezen, dat de beoordeling van de algemene indruk dient te geschieden “met inachtneming van de aard van het voortbrengsel waarop het model is toegepast of waarin het is verwerkt en in het bijzonder van de bedrijfstak waarmee het verbonden is…” Het Hof wijst er uitdrukkelijk op dat het EUIPO niet tegen deze beslissing is opgekomen en dus wordt hierover geen oordeel geveld. Dit aspect komt mogelijk later nog aan de orde, als de onderhavige zaak bij EUIPO verder gaat, of in een andere zaak. Speculerend: ik denk dat het Hof wel waarde zal toekennen aan de aard van het voortbrengsel en de betrokken sector, wanneer geoordeeld moet worden over de algemene indruk die de geïnformeerde gebruiker van de modellen krijgt. Immers, in het Pepsico/Grupo Promer-arrest (20 okt. 2011, C-281/10) overwoog het Hof (rov. 53) dat het begrip „geïnformeerde gebruiker” aldus kan worden opgevat “dat het betrekking heeft op een gebruiker die niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is, hetzij door zijn persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector.” Met andere woorden: wanneer we ons afvragen hoe de (overigens fictieve) geïnformeerde gebruiker naar de modellen zal kijken, speelt de aard van de sector en dus ook de aard van de voortbrengselen wel enige rol. We moeten afwachten hoe het Hof hiermee zal omgaan.

12. Het arrest is ook geannoteerd door P.G.F.A. Geerts in IER 2017/66, p. 459 [IEF 17468].