DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 28 november 2007
IEF 5167
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Daadwerkelijk vervallen

G-flex.gifVzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 23 november 2007, KG ZA 07-1219, Granuband B.V. tegen Granuflex Ipari Es Kereskedelmi Kft.

Voor de procesrechtliefhebber: bevoegdheids- en executiegeschil m.b.t. eerder paneuropees verbod in kort geding. N.B: executiegeschil m.b.t. handhaving van IE rechten is, zoals al herhaaldelijk is uitgemaakt, aan te merken als een procedure waarop 1019 h Rv (proceskosten) van toepassing is.

Eiser Granuband en de (Hongaarse) gedaagde Granuflex maken beiden producten van granulaat, een grondstof die wordt verkregen uit gerecyclede autobanden. Granuband een Benelux woordmerk en en Gemeenschapsbeeldmerk van het teken Granuflex. Eiser Granuband heeft in 2003 gedaagde Granuflex gedagvaard in kort geding en gedaagde is door Rechtbank Den Haag (na verstek en verzet) geboden het gebruik van het merk Granuflex binnen de EG (Hongarije was toentertijd nog geen lidstaat) te staken en gestaakt te houden. De daarop volgende bodemprocedure is geschorst op grond van art. 100 GMVo, aangezien gedaagde Granuflex een nietigheidsactie heeft ingesteld tegen het Gemeenschapsmerk van Eiser.  

In het onderhavige kort geding eist Granuband in conventie  dat het gebruik van het teken Granulex binnen de EU gestaakt dient te worden, onder andere in verband met dreigende inbreuk op een Duitse vakbeurs. Omdat er echter geen sprake is van (dreigende) inbreuk in de Benelux en er geen sprake is van forumkeuze verklaart de voorzieningenrechter zich in conventie onbevoegd.

In reconventie verklaart de rechter zich wel bevoegd. Kort gezegd betreft de vordering in reconventie het onrechtmatig wapperen met een Gemeenschapsmerk dan wel de voortgezette tenuitvoerlegging van een vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank waarin het recht op dat gemeenschapsmerk is bevestigd.  Het betoog van eiser Granuband dat de in 2003 en 2004 afgegeven voorlopige voorzieningen nog van kracht zijn, gaat om procesrechtelijke redenen niet op.

“6.5. Het betoog van Granuband slaagt niet. Door het verzet was de procedure op basis van de oorspronkelijke dagvaarding heropend. De voorzieningenrechter heeft de wijziging eis ook niet toegelaten. Van belang is ook dat de voortgezette procedure door de voorzieningenrechter ex tunc is beoordeeld, dat wil zeggen naar de stand van voor 9 december 2003. Dit belang is met name hierin gelegen dat bij een geheel nieuwe beoordeling ex nunc, dat wil zeggen naar de stand van 25 mei 2004, de voorzieningenrechter op de gronden als hierboven uiteengezet onder de beoordeling van de bevoegdheid in conventie, tot het oordeel zou zijn gekomen dat er geen sprake meer was van enige internationale bevoegdheid omdat inmiddels per 1 mei 2004 Hongarije tot de Gemeenschap was toegetreden. De uitkomst van het nader onderzoek is dat het vonnis van 9 december 2003 is bevestigd. Dat vonnis heeft daardoor zijn executoriale kracht had behouden met dezelfde beperking ex artikel 260 Rv (oud). Het vonnis van 25 mei 2004 is op zich zelf niet voor tenuitvoerlegging vatbaar. Om die reden behoefde in dat vonnis ook niet de clausulering ex artikel 260 RV (oud) te worden opgenomen.

6.6. De ‘tripstermijn’ van het vonnis van 9 december 2003 liep af op 9 juni 2004. De dagvaarding in de bodemzaak heeft Granuband eerst na afloop van die termijn, op 22 juni 2004, uitgebracht. In de tussenliggende periode heeft Granuflex op 14 juni 2004 een verklaring ex artikel 260 Rv (oud) ingediend met het verzoek de voorlopige voorzieningen als opgenomen in het verstekvonnis van 9 december 2003 als vervallen te verklaren. Deze voorzieningen zijn daarmee daadwerkelijk vervallen.”

Het door Granuflex primair gevorderde executieverbod wordt toegewezen. Aan de proceskosten wijdt de voorzieningrechter vervolgens nog enkele paragrafen:

7.1. (…) Granuband betwist dat er in redelijkheid nog 25 uren konden worden besteed en zijn besteed door twee advocaten in de korte periode na het doen van een opgave en tot en met de zitting. (…)

7.3. Granuflex heeft onvoldoende aangetoond dat in de laatste fase door haar raadslieden nog 25 uur aan de zaak is gewerkt. De voorzieningenrechter zal de totale kosten dan ook modereren tot het bedrag van € 17.000. Gelet op hetgeen Granuband in dit kort geding aan de orde heeft gesteld of wilde stellen – zo is in dit kort geding uitvoerig de beslissing van 12 juni 2007 waarbij het Gemeenschapsmerk GRANUFLEX van Granuband geheel nietig is verklaard ter discussie gesteld – is voornoemd bedrag ook als redelijk en evenredig aan te merken.

De procedure is ook als geheel als IE-rechtelijk aan te merken. Dat dit kort geding uiteindelijk is aan te merken als een executie kort geding met betrekking tot het vonnis van 9 december 2003 doet daar niet aan af. Dat vonnis betrof immers de handhaving van IE rechten door Granuband. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft al meermalen uitgemaakt dat een daartegen gericht executiegeschil is aan te merken als een procedure waarop 1019 h Rv van toepassing is.”

Lees het vonnis hier.