DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 10 maart 2025
IEF 22591

Artikel ingezonden door Roland Wigman, Wigman Versteeg Sprey advocaten.

De beperkte betekenis van het ONB arrest voor de Nederlandse praktijk

Artikel geschreven door Roland Wigman. 

Inleiding
Op 6 maart 2025 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in een zaak over de toelaatbaarheid van een regeling waarbij rechten van een uitvoerend kunstenaar aan een andere partij toekomen. In dit artikel bespreek ik de gevolgen van dit arrest voor de Nederlandse praktijk. De auteurswet en de wet naburige rechten kennen bepalingen waarbij die rechten niet (of niet volledig) toekomen aan de feitelijke maker, maar aan een andere partij. Dit gebeurt vaak in situaties waarin de wetgever het praktisch of economisch wenselijk vindt dat een andere partij - zoals een werkgever of een filmproducent - de rechten verkrijgt. Dit wordt wel het fictief makerschap genoemd. Een voorbeeld is het auteursrecht van een werkgever: als je in dienst bent bij een werkgever en je regelt niet iets anders in je arbeidsovereenkomst dan komt het auteursrecht op jouw werk toe aan de werkgever (voor zover dat werk onder jouw taken viel, de rechten op een door een banketbakker in loondienst thuis of onder werktijd geschreven gedicht blijven ‘gewoon’ bij deze banketbakker).

Het fictief makerschap staat al langer ter discussie: is het wel eerlijk, heeft de maker wel een keuze, is er wel equality of arms?

Het uitgangspunt van Europese regelgeving over auteurs- en naburige rechten is een zo hoog mogelijke bescherming van de maker en de uitvoerende kunstenaar. Als regelgeving dan bepaalt dat die rechten niet toekomen aan de maker of uitvoerende kunstenaar, doet dat afbreuk aan diens bescherming.

De ONB zaak
Het gaat in de ONB zaak, waar ONB staat voor Orchestre National de Belgique oftewel het Nationaal Orkest van België, over de naburige rechten van de musici die in dienst zijn van het ONB. Tussen 2016 en 2021 hebben de vakbonden van de musici en het ONB onderhandeld over een aan de musici toekomende billijke vergoeding. Partijen kwamen er niet uit en de Belgische Staat stelde vervolgens een Koninklijk Besluit vast waarbij de naburige rechten van de uitvoerende kunstenaar in dienst van het ONB toekwamen aan het ONB tegen in dat besluit vastgestelde vergoedingen. Tegen dit Koninklijk Besluit kwamen de vakbonden in het geweer. De vakbonden voerden onder andere aan dat het Koninklijk Besluit in strijd was met het Unierecht. De Belgische rechter stelde vragen aan het Hof van Justitie van de EU.