DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 22 september 2011
IEF 10216
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Doorzending

HvJ EU 22 september 2011, gevoegde zaken C-244/10 en C-245/10 (Mesopotamia Broadcast A-S METC en Roj TV A-S tegen Bondsrepubliek Duitsland) - persbericht

Prejudiciële vraag van het Bundesverwaltungsgericht, Duitsland

Als randvermelding. Televisieomroepactiviteiten. Mogelijkheid voor lidstaat om op zijn grondgebied activiteit van in andere lidstaat gevestigde televisieomroeporganisatie te verbieden. Grond ontleend aan handelen in strijd met bevordering van begrip tussen volkeren, Richtlijn 89/552/EEG. Duitsland kan, op zijn grondgebied, niet doorzending van tv-programma's in het Koerdisch verbieden die worden uitgezonden door Roj TV in Denemarken.

[Valt], en zo ja onder welke voorwaarden, de toepassing van een nationale wettelijke bepaling krachtens welke een vereniging kan worden verboden wegens handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, binnen het gebied dat is gecoördineerd door [de richtlijn] en [is] deze toepassing daarom op grond van artikel 2 bis van de richtlijn uitgesloten?

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 22 bis van richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997, moet aldus worden uitgelegd dat omstandigheden zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, waarop een nationale rechtsregel van toepassing is op grond waarvan het verboden is te handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, moeten worden geacht te vallen onder het begrip „aansporing tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit”. Dit artikel staat er niet aan in de weg dat een lidstaat krachtens een algemene wettelijke regeling, zoals de wet op het publieke verenigingsrecht (Gesetz zur Regelung des öffentlichen Vereinsrechts) van 5 augustus 1964, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 21 december 2007, maatregelen vaststelt ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde televisieomroeporganisatie, en daarbij als reden aanvoert dat de activiteiten en de doelstellingen van deze organisatie in strijd zijn met het verbod van handelen in strijd met de bevordering van het begrip tussen de volkeren, mits deze maatregelen geen beletsel vormen voor het eigenlijke doorgeven op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst van de televisie-uitzendingen welke die organisatie vanuit de andere lidstaat verricht, hetgeen door de nationale rechter moet worden nagegaan.