26 mei 2020
Uitspraak ingezonden door Lex Keukens, TeekensKarstens advocaten notarissen.
EUIPO: verwarringsgevaar tussen Mad en Mád
EUIPO 26 mei 2020, IEF 19236; B 003063988 (Jereboam tegen Mad Goat) EUIPO oordeelt dat er sprake is van verwarringsgevaar tussen het Uniewoordmerk ‘Mad’ en het gecombineerde woord/beeld-teken ‘Mád’ geregistreerd voor wijnen. EUIPO oordeelt dat met name sprake is van verwarringsgevaar bij het Engels sprekende publiek in de Europese Unie die het Uniemerk en het teken beide zullen opvatten als een verwijzing naar ‘gek’. Er is auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming tussen het Uniemerk en het teken. In het onderhavige geval worden de wijnen door partijen in een relatief lage prijsklasse aangeboden, zodat die wijnen geschikt zijn voor alledaags gebruik. Het in aanmerking komende relevante publiek is derhalve de gemiddelde consument die een gemiddeld aandachtsniveau heeft. Voorzover is aangevoerd dat de vorm van een fles wijn onderscheidend is omdat daarmee een specifieke wijnsoort wordt aangeduid, stelt de EUIPO vast dat de vorm van de fles een secundaire rol speelt. De gemiddelde consument zal hoofdzakelijk aandacht hebben voor de naam op het wijnetiket aangezien de naam door de consument zal worden uitgesproken als die wijn wordt aangeduid bijvoorbeeld in horeca. De oppositie wordt voor alle klassen toegewezen.
In the present case, the opposition B 849 846 ‘MED’ vs ‘MAD’ referred to by the holder is not relevant to the present proceedings because, even if there was a certain level of aural similarity, as stated in the decision itself, ‘the graphical representation of the letters composing the sign, together with the difference in the disposition of the letters and the contrast
of black and white render the marks dissimilar from a visual point of view’ were sufficient to consider the signs dissimilar.In view of the above, it follows that, even if the previous decisions submitted to the Opposition Division are to some extent factually similar to the present case, the outcome may not be the same.
Considering all the above, there is a likelihood of confusion on the part of the English-speaking part of the public that perceives the earlier mark as ‘MAD’. As stated above in section c) of this decision, a likelihood of confusion for only part of the relevant public of the European Union is sufficient to reject the contested application.
Therefore, the opposition is well founded on the basis of the opponent’s international trade mark registration designating the European Union. It follows that the contested trade mark must be rejected for all the contested goods.