DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 28 januari 2020
IEF 18977
Hof Amsterdam ||
10 dec 2019
Hof Amsterdam 10 dec 2019, IEF 18977; ECLI:NL:GHAMS:2019:4418 (Gemeente Tilburg tegen KAV), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-spoedeisend-belang-tegen-uitspraken-burgemeester-tilburg

Geen spoedeisend belang tegen uitspraken burgemeester Tilburg

Hof Amsterdam 10 december 2019, IEF 18977; ECLI:NL:GHAMS:2019:4418 (Gemeente Tilburg tegen KAV) Sinds 2017 werkt de gemeente Tilburg met een vergunningensyteem voor bepaalde bedrijfsmatige activiteiten, waaronder autoverhuur. Nadat autoverhuurder KAV geen vergunning heeft aangevraagd, is de gemeente overgegaan tot het opleggen van een dwangsom. Daartegen is KAV in bezwaar gegaan. De burgemeester heeft bij beslissing op bezwaar het besluit gehandhaafd. Eind 2018 heeft de burgemeester in een interview met het Financieel Dagblad het volgende gezegd: “Van de 31 bedrijven namen er 23 niet eens de moeite om een vergunning aan te vragen. Dan kunt u zich voorstellen dat de politie zegt: bingo, ze hadden dus iets te verbergen.”. KEV heeft bij kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van het dwangbevel gevorderd. Daarnaast vorderden zij ook een veroordeling van de gemeente om zich te onthouden van uitlatingen die de suggestie wekken dat personen die geen vergunning hebben aangevraagd crimineel bezig zijn. 

Over het eerste heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het ontbreekt aan een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Ten aanzien van het tweede is KAV in het gelijk gesteld. De gedane uittingen scheert ten onrechte KAV over één kam met criminele bedrijven en is daarom onnodig grievend. De gemeente meent dat er een te streng toetsingskader is gehanteerd voor de beoordeling van de gewraakte uittingen. Verder voeren zij aan dat het spoedeisend belang in verband met de gewraakte uitlatingen gevraagde voorziening ontbreekt. Deze spoedeisendheid ontbreekt inderdaad. KAV heeft pas maanden na de publicaties gedagvaard en niet nader gemotiveerd waaruit het spoedeisend belang bestaat. Evenmin bestaat in hoger beroep een spoedeisend belang. Voor zover het vonnis aan het oordeel aan het hof is onderworpen, wordt deze vernietigd. 

3.9 KAV heeft ruim zes maanden na de publicatie van het artikel in het Brabants Dagblad en vier maanden na de publicatie in het Financieel Dagblad de gemeente in kort geding gedagvaard. Zij heeft toen niet toegelicht waaruit het spoedeisend belang bestaat bij haar vordering tot veroordeling van de gemeente om zich te onthouden van uitlatingen zoals zes respectievelijk vier maanden daarvoor gedaan (de vordering onder ii). Mogelijk heeft zij zich toen geconcentreerd op de gevorderde schorsing van de invordering van verbeurde dwangsommen (de vordering onder i) en daaruit een spoedeisend belang afgeleid. Blijkens het niet bestreden oordeel van de voorzieningenrechter had zij dat belang bij die vordering (onder i) echter niet.

3.10 Naar het oordeel van het hof had en heeft KAV evenmin een spoedeisend belang bij haar in dit hoger beroep nog aan de orde zijnde vordering. Mede gelet op het tijdsverloop tussen de publicaties waarin de gewraakte uitlatingen stonden en de inleidende dagvaarding had het op de weg van KAV gelegen om voldoende concreet te stellen dat er een gegronde vrees voor herhaling was. Dat heeft zij niet gedaan. In ieder geval is daartoe onvoldoende de enkele vrees dat de gemeente, gelet op het door haar voorgestane beleid en het door haar ingestelde hoger beroep, in de toekomst opnieuw dergelijke uitlatingen zal doen.

De grieven 2 en 3 slagen in zoverre.

3.11 Omdat KAV geen spoedeisend belang heeft bij de in dit hoger beroep nog aan de orde zijnde door KAV verlangde voorziening, komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de (on)rechtmatigheid van de gewraakte uitlatingen van de gemeente. Grieven 2 en 3 blijven daarom voor het overige onbesproken, evenals grief 1. Grief 4, gericht tegen de door de voorzieningenrechter uitgesproken kostencompensatie slaagt, aangezien de door KAV verlangde voorziening in dit kort geding niet toewijsbaar is, zodat zij als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten in beide instanties dient te dragen.