1 okt 2024
Geschil over ontbonden distributieovereenkomst van opblaasbaar zitkussen
Hof Amsterdam 1 oktober 2024, IEF 22405; ECLI:NL:GHAMS:2024:2763 (Curator tegen ZigZac). ZigZac heeft een zitkussen met een interne opblaaspomp ontworpen en hierover een distributieovereenkomst gesloten met een bedrijf. In de distributieovereenkomst, die een looptijd van drie jaar had, was bedongen dat het bedrijf exclusiviteit kreeg over het product. ZigZac ontving een testproduct van de fabriek en stelde vast dat de kwaliteit niet goed was. Het bedrijf stelde vervolgens dat het product nog steeds door derden werd verkocht en niet naar behoren werkte. Daarom stuurde zij ZigZac een bericht waarin zij de overeenkomst onmiddellijk ontbond. ZigZac reageerde hier meerdere malen op en ontbond de overeenkomst even later vanwege niet-nakoming. Na het faillissement van het bedrijf vordert de curator dat ZigZac de licentievergoeding terugbetaalt. ZigZac vordert op haar beurt schadevergoeding wegens het mislopen van een resterend bedrag aan licentievergoeding. In de reconventionele procedure zijn de vorderingen van de curator afgewezen. Hiertegen heeft de curator hoger beroep ingesteld.
De curator stelt dat ZigZac vanwege de overeengekomen exclusiviteit geen producten door derden mocht laten verkopen. Het doet er niet toe dat deze producten al vóór de overeenkomst aan de derde waren geleverd. Het hof oordeelt dat het bedrijf wist dat eerdere distributeurs van ZigZac nog grote restvoorraden hadden, waardoor zij had moeten verwachten dat de producten nog (uit)verkocht zouden worden. Daarom wordt de eerste grief verworpen.
Vervolgens stelt de curator dat het ontwerp van het product niet deugde, waardoor het leegliep. Volgens de curator heeft ZigZac het product gepresenteerd als een uitontwikkeld product en niet genoeg duidelijk had gemaakt dat het ging om een prototype. Daarnaast stelt de curator dat het productontwerp hoe dan ook gebrekkig was en nooit tot een verkoopbaar product kon leiden. Het hof acht het duidelijk uit mails die het bedrijf heeft gestuurd aan ZigZac dat zij wist dat ze te maken had met een prototype waarbij het lekkageprobleem nog niet was opgelost. Bij de overeenkomst heeft het bedrijf geen garantie gekregen dat het product binnen een bepaalde periode vrij van gebreken geproduceerd kon worden. Hierdoor falen deze grieven en faalt het beroep op dwaling van de curator ook, het is namelijk duidelijk dat het bedrijf wist wat ze bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten. Het bestreden vonnis wordt hierdoor bekrachtigd waarbij de vordering van schadevergoeding van ZigZac is toegewezen.
5.4. Met grief 1 voert de curator aan dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat ZigZac uit hoofde van de overeenkomst met [bedrijf] niet verplicht was ervoor te zorgen dat er na 14 oktober 2019 geen producten meer (uit)verkocht zouden worden door derden aan wie zij (ZigZac) eerder had geleverd, althans dat [bedrijf] mocht verwachten dat de uitverkoopperiode van de voorganger van [bedrijf] (Toi Toys) niet langer dan zes maanden zou duren.
ZigZac heeft deze uitleg van de overeenkomst gemotiveerd betwist.
5.5. Het hof stelt voorop dat het exclusiviteitsbeding moet worden uitgelegd overeenkomstig de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De in artikel 2.1 van de overeenkomst aan [bedrijf] verleende exclusiviteit houdt in, voor zover hier van belang, dat ZigZac gehouden was om in de EU alleen aan [bedrijf] te leveren en niet aan anderen. De curator heeft niet gesteld, althans niet onderbouwd, dat ZigZac tijdens de duur van de overeenkomst met [bedrijf] producten aan anderen heeft geleverd in de EU. In deze zin is dus geen sprake van schending van de overeengekomen exclusiviteit door ZigZac. Wat betreft de verwachtingen die [bedrijf] mocht hebben ten aanzien van restvoorraden aanwezig bij haar voorganger Toi Toys geldt dat uit de e-mails van 29-30 juli 2019 (3.6-3.7) en 12 september 2019 (3.12) blijkt dat [bedrijf] ervan op de hoogte was dat wederverkopers in de markt te kampen hadden met grote voorraden, zonder perspectief op een snelle uitverkoop van die voorraden. In deze omstandigheden mocht [bedrijf] bij het aangaan van de overeenkomst met ZigZac niet zonder meer verwachten dat restvoorraden aanwezig bij Toi Toys of andere verkopers op korte termijn zouden worden uitverkocht. Uit het feit dat de overeenkomst van haarzelf met ZigZac een bepaling over uitverkoop bevatte, mocht [bedrijf] niet zonder meer afleiden dat de overeenkomst tussen Toi Toys en ZigZac eenzelfde bepaling zou bevatten. Ook de stelling van de curator dat ZigZac had medegedeeld dat Toi Toys weliswaar nog beschikte over een beperkte voorraad producten, maar uitsluitend in de kleur roze – welke stelling door ZigZac wordt betwist – brengt in de gegeven omstandigheden van een slechte markt niet met zich dat [bedrijf] daaraan de verwachting mocht ontlenen dat deze voorraad op korte termijn zou worden uitverkocht. In slechte marktomstandigheden kan de uitverkoop van een "beperkte" voorraad immers lang duren. Bovendien is deze mededeling volgens de curator pas in oktober 2019 gedaan, en dus na het aangaan van de overeenkomst op 17 september 2019, zodat de gestelde mededeling de verwachtingen die [bedrijf] bij het aangaan van de overeenkomst redelijkerwijs heeft mogen hebben niet mede kan hebben bepaald. Hieruit volgt dat grief 1 faalt.