21 jan 2025
Geschil tussen artiest en muziekexploitant over royalty’s
Hof Amsterdam 21 januari 2025, IEF 22552; ECLI:NL:GHAMS:2025:122 (Appellanten tegen Sony). In deze zaak gaat het om een geschil tussen de artiest Appellant 1, bekend onder de artiestennaam Appellant 2, en Sony Music Entertainment Netherlands B.V. over de betaling van royalty’s en de vernietiging van exploitatie-overeenkomsten. Appellant 2 had verschillende overeenkomsten met Sony, waaronder de Naam 1-overeenkomst en de Ultra-overeenkomst, die betrekking hadden op de wereldwijde exploitatierechten van zijn muziek. In 2018 sloten partijen een beëindigingsovereenkomst, gevolgd door een vaststellingsovereenkomst (VSO) in 2021, waarin zij finale kwijting verleenden voor eerdere geschillen. Maar, Appellant 2 stelt dat Sony niet voldeed aan haar verplichtingen onder de VSO, met name met betrekking tot de audit van royaltybetalingen en de afrekening 'at source'. De rechtbank wees de vorderingen van Appellant 2 af, omdat de VSO de eerdere overeenkomsten verving en partijen elkaar finale kwijting hadden verleend. Het hof bevestigt deze uitspraak, maar houdt verdere beslissingen aan voor nadere uitlatingen van partijen.
Appellanten vorderen de vernietiging van de exploitatie-overeenkomsten en de vaststellingsovereenkomst (VSO) met Sony, alsmede de betaling van achterstallige royalty’s en een redelijke distributievergoeding. Sony vordert daarentegen de bekrachtiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de vorderingen van Appellanten, met veroordeling van Appellanten in de proceskosten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, en komt tot dit oordeel door te bevestigen dat de VSO de eerdere exploitatie-overeenkomsten vervangt en dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend, behoudens de verplichtingen uit artikel 2 van de VSO. Het hof oordeelt dat Appellanten onvoldoende hebben aangetoond dat Sony niet aan haar verplichtingen kon voldoen of dat er sprake was van bedrog of dwaling. Daarnaast stelt het hof dat de vorderingen tot vernietiging van de VSO niet toewijsbaar zijn, omdat Sony niet aansprakelijk is voor het niet verstrekken van gegevens door derden. Tot slot houdt het hof verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar een latere datum voor nadere uitlatingen van partijen.
5.8. Het hof verwerpt het betoog van [appellanten] dat zij zijn bedrogen of hebben gedwaald over een bij het sluiten van de VSO bestaande (on)mogelijkheid van Sony om aan haar verplichtingen te voldoen. [appellanten] hebben namelijk onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat het voor Sony niet mogelijk zou zijn om “at source” af te rekenen of aan haar auditverplichtingen te voldoen en Sony dat wist en (opzettelijk) heeft verzwegen terwijl zij [appellanten] daarover had moeten inlichten. Daaraan doet niet af dat Sony, zoals zij heeft erkend althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, in strijd met haar verplichting om ‘at source’ af te rekenen 12% in mindering heeft gebracht op de bij Ultra gerealiseerde exploitatie-inkomsten. Daaruit volgt immers nog niet dat het voor Sony niet mogelijk zou zijn die aftrek achterwege te laten. Dat is ook in lijn met wat [appellanten] zelf stellen, te weten dat Sony daarvan steeds op de hoogte is geweest. Het hof tekent hierbij aan dat onder inkomsten ‘at source’ redelijkerwijs moet worden verstaan het netto bedrag dat bij Sony (of haar ‘local affiliates’ en/of ‘exclusive sublicensees’) binnenkomt met aftrek van eventuele kosten die derde-exploitanten daarop in mindering hebben gebracht. Ook kan uit de door [naam 3] in haar rapporten genoemde ‘limitations’ en nadien opgestelde lijst met ontbrekende gegevens niet worden geconcludeerd dat (Sony op voorhand wist dat) de voorgenomen audit geen kans van slagen had omdat Sony niet aan haar verplichting daaraan mee te werken zou kunnen voldoen. Voor zover voor de audit gegevens van derden nodig zijn, zoals de ‘direct confirmation from DSPs’, zijn partijen in de VSO nu juist overeengekomen dat Sony niet aansprakelijk zou zijn als deze derden ondanks daartoe door Sony gedaan verzoek niet met de verlangde gegevens doorkomen (art. 2). De op vernietiging van de VSO gebaseerde vorderingen zijn, kortom, niet toewijsbaar.