2 aug 2023
Grafix verliest procedure tegen RMSI
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 2 augustus 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2219, IEF 21604 (Grafix/RMS) Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch oordeelt in kort geding over het geschil tussen Grafix en RMS International (hierna: RMSI). RMSI is een concern dat met de Nederlandse onderneming Flexi Investment Group (hierna: Flexi) de joint venture RMSE (na een naamswijziging is deze naam gewijzigd naar ‘Grafix’, appellante in deze zaak) is begonnen. Na een onenigheid van inzichten vatten de partijen het plan op om het aandelenbelang tussen partijen en hun dochterondernemingen te splitsen, waarbij Grafix - onder voorwaarde - gebruik mag maken van enkele intellectuele eigendomsrechten die eerst door RSMI zijn gemaakt. In een ‘letter of intent’ is aangegeven welke stappen moeten worden doorlopen als er toch sprake is van auteursrechtelijke inbreuk door Grafix. In eerste aanleg stelt Grafix dat RMSI onrechtmatig heeft gehandeld door export van een product dat in China is gefabriceerd - dat volgens RMSI inbreuk maakte op haar intellectuele eigendomsrecht - tegen te houden. Daarbij vordert zij registratie van haar fabrieken als 'authorized user' bij de Chinese douane. Deze vordering werd afgewezen. Grafix stelt hoger beroep in.
RMSE stelt dat de overeenkomst waarin Grafix toestemming kreeg om gebruik te maken van het intellectueel eigendomsrecht van RMSI rechtsgeldig is beëindigd. Grafix stelt dat dit onjuist is, omdat er geen sprake is van een tekortkoming die deze beëindiging rechtvaardigt. Het hof stelt ten eerste dat de letter of intent die partijen hebben opgesteld niet van belang is bij het uitleggen van de overeenkomsten tussen partijen, omdat er in de overeenkomsten geen verwijzing naar de letter of intent wordt gemaakt. Daardoor hoeft RMSI zich niet aan het stappenplan in de letter of intent te houden en is zij gerechtigd in het tegenhouden van de auteursrechtelijke inbreuk en het opzeggen van de overeenkomsten. Noch wordt de letter of intent ergens anders in de overeenkomsten geïncorporeerd. Ook is de inbreuk die Grafix met haar product maakt een rechtsgeldige reden om de overeenkomsten tussen partijen te beëindigen. De laatste grief van Grafix, die ziet op potentiële reputatieschade die zij door interventie van de Chinese douane heeft te vrezen, treft eveneens geen doel. Het hof vindt het niet duidelijk hoe deze reputatieschade zou ontstaan. Het vonnis in eerste aanleg blijft in stand.
3.5.6 Kortom, uit de tekst van de bepalingen van de LOI, VSO I en VSO II, gelezen in hun onderlinge context en samenhang, volgt voorshands niet dat het IE-stappenplan moet worden doorlopen voordat de douane-registratie of VSO II kan worden beëindigd. Dat het daarbij niet gaat om een kennelijke omissie van partijen, wordt bevestigd door het bepaalde in artikel 7.2 VSO II dat ook bij een geconstateerde inbreuk dit niet meteen fataal is wat betreft de douane-registratie maar dat Grafix een termijn is gegund van 30 dagen om haar verplichtingen alsnog na te komen en daarmee het risico van beëindiging van de douane-registratie of VSO II te voorkomen.
Grafix heeft ten aanzien van de totstandkoming van VSO II of de wijze waarop partijen daaraan uitvoering hebben gegeven geen concrete feiten gesteld die dwingen tot een andere uitleg van deze overeenkomst. Daarmee falen grieven 1 en 2.