DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 9 november 2007
IEF 5030
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Haviltexen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 8 november 2007, LJN: BB7453, Hisama B.V. tegen Kuona B.V.

Entertainmentrecht. Zangeres (Anouk) mocht overeenkomst met manager beëindigen. De voorzieningenrechter heeft de eis van een artiestenmanager om een zangeres met wie hij een managementovereenkomst had (althans hun respectievelijke vennootschappen), te veroordelen tot nakoming daarvan, afgewezen. De zangeres had de overeenkomst beëindigd op grond van ‘incompatibilité d’humeurs’. Volgens de manager was die beëindiging niet rechtsgeldig. De voorzieningenrechter oordeelt echter anders. 

"5.4.  Hisama heeft verder gesteld dat van ‘incompatibilité d’humeurs geen sprake is. De omstandigheid dat één van beide partijen, in dit geval Kuona c.s., vindt dat dit wel het geval is, maakt deze stelling van Hisama al onaannemelijk. Daarnaast blijkt uit de overgelegde verklaringen en e-mailcorrespondentie, alsmede uit de uitlatingen ter zitting van (de raadslieden van) partijen in voldoende mate dat Hisama in de persoon van [manager] en Kuona c.s. over belangrijke punten, zowel zakelijk als persoonlijk, van mening verschilden in het bijzonder ook over de bejegening van gedaagde 2 door manager. Dat hier sprake is van onverenigbaarheid van karakters, ofwel ‘incompatibilité d’humeurs, is dan ook aannemelijk.

5.5. (…) Ter beantwoording van de vraag welke opvatting op dit punt de juiste is, komt het niet alleen aan op de tekst van de overeenkomst, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Kuona c.s. heeft onweersproken gesteld en met bewijsstukken gestaafd, dat de beëindiginggrond waarop zij zich thans beroept niet in het oorspronkelijke, door Hisama opgestelde concept stond, maar daarin op uitdrukkelijk verzoek van Kuona c.s., onder een apart gedachtenstreepje, is opgenomen. Hisama heeft met deze wijziging ingestemd. Deze gang van zaken duidt eerder op het toevoegen van een aparte beëindigingsgrond dan op een nadere uitwerking van de reeds bestaande. Daarnaast verdraagt de door Hisama voorgestane uitleg zich niet goed met het begrip ‘incompatibilité d’humeurs’ zelf, zoals Kuona terecht heeft aangevoerd, aangezien het daarbij gaat om karaktereigenschappen en gevoeligheden waarbij de eventuele ‘toerekenbaarheid’ niet aan de orde is. Vooralsnog zal er dan ook van worden uitgegaan dat een redelijke uitleg van de toepasselijke bepaling, die partijen over en weer van elkaar konden verwachten, inhoudt dat de overeenkomst op grond van ‘incompatibilité d’humeurs’ per direct zou kunnen worden beëindigd. Daarbij komt dat, zoals Kuona c.s. eveneens terecht heeft aangevoerd, voldoende aannemelijk is geworden dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen, vanwege deze incompatibilité d’humeurs, niet (meer) mogelijk is. Partijen erkennen dat de verhouding tussen [gedaagde 2] en [manager] ernstig is verstoord. Van belang is verder dat aangenomen mag worden dat een vertrouwensband, die overduidelijk niet meer aanwezig is, essentieel is voor de samenwerking tussen een artiest en zijn/haar manager.

5.6.  Uit het vorenstaande volgt dat niet onaannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure het verweer van Kuona c.s., dat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, op grond van het bepaalde in artikel 7 daarvan, zal honoreren.”

Lees het vonnis hier.