25 mei 2023
Hisla veroordeeld tot rectificatie
Rechtbank Overijssel 25 mei 2023, IEF 21547, ECLI:NL:RBOVE:2023:1981 (Eiser/Hisla) In dit kort geding beoordeelt de voorzieningenrechter of Hisla onrechtmatige uitlatingen over eiser heeft gedaan. Hisla verkocht haar administratie aan eiser, in verband met het pensioen van de directeur van Hisla. Bij uitvoering van deze verkoop zijn een aantal geschillen ontstaan betreffende de facturatie. Hisla beschuldigt eiser van diefstal. Eiser vordert rectificatie en staking van de negatieve uitingen.
Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat haar goede naam is aangestast door de uitingen van Hisla, waardoor onrechtmatig tegen haar is gehandeld. Hisla stelt dat het juist eiser is geweest die onrechtmatig handelde. Zij stelt namelijk dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan fraude. De rechter oordeelt dat de uitingen van Hisla niet gebaseerd zijn op feitenmateriaal. Hisla beriep zich namelijk op een arrest waarin zij in het ongelijk is gesteld aangaande de gestelde fraude als steun voor haar uitingen. Dit arrest biedt geen grondslag voor de uitingen van Hisla. Zij handelt daarmee onrechtmatig tegenover eiser. De vordering tot rectificatie wordt toegewezen door de rechter, met een gematigde dwangsom.
5.7 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting maakt de kantonrechter op dat de bron van het conflict tussen partijen is gelegen in de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de door partijen in verband met de onder 3.1 bedoelde verkoop gekozen constructie, zoals vastgelegd in punt 11 van hun overeenkomst. Deze houdt in dat Hisla vooralsnog aan de klanten bleef factureren voor het werk dat (inmiddels) door [eiser 1] voor die klanten werd verricht en dat Hisla aan [eiser 1] had af te dragen wat de klanten aan Hisla betaalden voor dat door [eiser 1] verrichte, maar door Hisla berekende werk. Anders dan Hisla kennelijk ingang wil doen vinden, hebben de kantonrechter en het hof niet geoordeeld dat [eiser 1] tegenover Hisla onrechtmatig heeft gehandeld, ook niet impliciet. Daarentegen is in klare taal het beroep van Hisla op onverschuldigde betaling afgewezen. Voor zover Hisla zich op het standpunt stelt dat zij haar uitlatingen heeft kunnen en mogen baseren op rechtsoverweging 5.4 van het vonnis van 12 april 2022, merkt de kantonrechter op dat in die overweging slechts is uitgelegd wanneer in dit geval sprake zou kunnen zijn van een betaling zonder rechtsgrond. Vervolgens is in rechtsoverweging 5.5 geoordeeld dat niet is komen vast te staan wat de hoogte van het terug te betalen bedrag is, omdat Hisla haar vermeende vordering van een onvoldoende onderbouwing heeft voorzien. Dat vonnis biedt dus geen grondslag – en daarmee rechtvaardiging – voor de uitlatingen van Hisla . Ditzelfde geldt voor het arrest van het hof. Ook daarin is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor het standpunt van Hisla .