28 jan 2025
Uitspraak ingezonden door Peter Bos, Bos Law.
Hof houdt Submarine-documentaire onder water: aflevering 5 blijft verboden
Hof Amsterdam 28 januari 2025 IEF 22495, IT 4765; ECLI:NL:GHAMS:2025:167 (gedaagde tegen Submarine B.V.). Het Gerechtshof oordeelt in hoger beroep dat de aangepaste versie van aflevering 5 van de Submarine-documentaire nog steeds onder het eerdere verbod valt. Dit betekent dat de aflevering niet mag worden uitgezonden en dat appellant de mogelijkheid behoudt om dwangsommen te innen. Appellant gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter, die eerder oordeelde dat de aflevering voldoende was aangepast om alsnog te mogen worden uitgezonden [zie IEF 22456]. Hij stelt dat Submarine nog steeds onvoldoende rekening houdt met zijn recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het hof overweegt dat hoewel Submarine de aflevering heeft aangepast door tendentieuze beweringen te schrappen en wederhoor aan te bieden, deze aanpassingen niet voldoende zijn om het verbod op te heffen. De aflevering blijft grotendeels gericht op beschuldigingen van seksueel misbruik tegen appellant, zonder dat hij een reële kans heeft gekregen om hierop te reageren. Door zijn detentieomstandigheden kan hij de aflevering niet bekijken en is inhoudelijk reageren praktisch onmogelijk. Het hof acht het aannemelijk dat deze beperkingen in de praktijk betekenen dat het wederhoor, hoewel formeel geboden, nauwelijks effect heeft.
Daarnaast speelt de veiligheid van appellant een belangrijke rol. Het hof neemt in aanmerking dat de beschuldigingen een verhoogd risico met zich meebrengen binnen het Amerikaanse gevangenissysteem. Dit wordt ondersteund door algemeen bekende informatie over de behandeling van gedetineerden die verdacht worden van zedendelicten. Het argument van Submarine dat de aflevering is aangepast en dat appellant herhaaldelijk de mogelijkheid tot wederhoor heeft gekregen, acht het hof onvoldoende. De toegevoegde ontkenningen van appellant en de nuancering dat er geen strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, wegen niet op tegen de algehele indruk die de aflevering nog steeds bij de kijker wekt.
Ook het door Submarine gestelde financiële belang, dat zij contractueel verplicht is om de aflevering uit te zenden, weegt niet zwaarder dan de belangen van appellant. Het hof wijst erop dat het niet Submarine zelf is, maar een zustervennootschap die de betreffende overeenkomst heeft gesloten, en dat dit het belang van appellant om de aflevering tegen te houden niet vermindert. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van Submarine af.
4.11 Het hof heeft aan de hand van de oorspronkelijke aflevering 5 en de aangepaste aflevering 5 kunnen vaststellen dat de aanpassingen er voornamelijk uit bestaan dat een aantal beweringen in de tekst van de voice over is verwijderd of althans minder stellig wordt gedaan, een aantal interviews is ingekort en ontkenningen door [appellant] zijn toegevoegd. Naar voorshands oordeel is echter niet zodanig aannemelijk dat een bodemrechter, als [appellant] overgaat tot executie van dwangsommen nadat de nieuwe aflevering 5 is uitgezonden en Submarine daartegen opkomt, zal beslissen dat de nieuwe aflevering dusdanig verschilt van de oude, dat dit een verbod als door Submarine in dit kort geding gevorderd zou kunnen rechtvaardigen. Ook de nieuwe aflevering is in overwegende mate gewijd aan langdurig en aangrijpend verwoorde beschuldigingen van zeer ernstige aard, terwijl [naam 7] a décharge slechts in een aantal relatief korte fragmenten aan het woord komt, die vooral zien op de beschuldiging van huurmoord, maar waarin hij zegt dat hij over de beweerde zedenmisdrijven niets weet. Deze aantijgingen zullen al bij al, zonder weerwoord van [appellant] , bij de kijker onvermijdelijk de indruk blijven wekken dat de beschuldigingen waar zijn. Dat nu gezegd wordt dat naar de beschuldigingen geen onderzoek is gedaan maakt dit niet anders, nu dit ook al in de oorspronkelijke aflevering 5 is gezegd ( the police did not pursue charges in 1981 , so it is never fully investigated), en ook nu die mededeling, ook voor een oplettende kijker, ondergesneeuwd raakt door de telkens weer indringend getoonde beschuldigingen. De toegevoegde ontkenning door [appellant] is eveneens niet een wezenlijk nieuw element, nu [appellant] ook in de oorspronkelijke aflevering 5 al heeft ontkend schuldig te zijn aan enig zedenmisdrijf en ook nu zijn ontkenning vaal overkomt in vergelijking met het eromheen vertoonde samenstel van beschuldigingen. De aan het einde concluderende mededeling van de voice over dat fouten zijn gemaakt in de behandeling van de zaak van [appellant] maakt dit alles ook niet anders, omdat aannemelijk is dat deze conclusie door de toeschouwer zal worden betrokken op het strafproces aangaande de ten laste gelegde huurmoord, waar de documentaire immers over gaat, maar niet aangaande de later in de aflevering 5 ingelaste zedenmisdrijven, waar nu juist geen zaak over is geweest. Dat een bodemrechter zal oordelen dat deze uitzending niet een uitzending is die wordt bestreken door het verbod in het arrest van dit hof is om die redenen niet voldoende aannemelijk. Daarom bestaat voor een ingrijpen zoals nu kennelijk door Submarine beoogd onvoldoende grond. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aldus nog steeds voldoende aannemelijk is dat uitzending van aflevering 5 met de beschuldigingen van seksueel misbruik van minderjarigen voor [appellant] een gevaarlijke situatie meebrengt vanwege hetgeen algemeen bekend is omtrent de toestand in Amerikaanse gevangenissen en het geweld van gedetineerden jegens (vermeende) daders van dergelijk seksueel misbruik. Het hof is dan ook voorshands van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het arrest van dit hof niet ook ziet op de aangepaste aflevering of dat [appellant] geen in redelijkheid te respecteren belang meer heeft om zich als de nieuwe aflevering wordt uitgezonden, om redenen van lijfsbehoud, op dat arrest te beroepen.