DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 29 september 2017
IEF 17140
||
26 sep 2017
26 sep 2017, IEF 17140; ECLI:NL:GHARL:2017:8420 (De Persgroep tegen geïntimeerde), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-van-meet-af-ontbrak-elke-grond-voor-enig-publicatieverbod-voor-artikel-over-nederlandse-man-van

Hof: Van meet af ontbrak elke grond voor enig publicatieverbod voor artikel over Nederlandse man van Turkse afkomst

Hof Arnhem-Leeuwarden 26 september 2017, IEF 17140; ECLI:NL:GHARL:2017:8420 (De Persgroep tegen geïntimeerde) Mediarecht. Kort geding. Publicatieverbod; prior restraint; aan te leggen maatstaf. De zaak ziet op het voornemen van B een artikel te publiceren over een Nederlandse man van Turkse afkomst die in Turkije is aangehouden in verband met sympathieën voor de Gülenbeweging en aan wie vervolgens niet wordt toegestaan dat land te verlaten; angst voor represailles tegen zijn in Nederland verblijvende gezinsleden. In dit hoger beroep is onbestreden komen vast te staan dat voorafgaand aan de inleidende dagvaarding zowel in de landelijke pers als in Kamerdebatten uitgebreid verslag is gedaan van, en is gediscussieerd over door de Turkse president Erdogan ondernomen acties tegen in Turkije verblijvende Nederlanders. Bij gebrek aan enig aannemelijk verband tussen de al tijden bestaande dreigingen enerzijds en perspublicaties anderzijds, en gegeven de bekendheid van de aanhangers van Erdogan in Nederland met de situatie van [geïntimeerde], was er toen geen reden om aan te nemen dat dit met een artikel zou veranderen. Van meet af aan ontbrak elke grond voor enig publicatieverbod.

4.1 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg kort gezegd gevorderd de Persgroep onder verbeurte van een dwangsom te verbieden een voorgenomen artikel over de gevangenneming van haar echtgenoot in Turkije te publiceren in [B] of anderszins openbaar te maken zolang niet bij in kracht van gewijsde gegane gewone procedure in andere zin is beslist. Ter onderbouwing van deze vordering heeft zij aangevoerd dat haar echtgenoot om politieke redenen en vanwege vermeende banden met de Gülenbeweging [in] 2016 tot [in] 2017 gevangen heeft gezeten in Turkije en ten tijde van het kort geding in eerste aanleg dat land niet kon verlaten, in afwachting van een rechtszaak die [in] 2017 over zijn vrijlating zou plaatsvinden. Het artikel dat De Persgroep daarover volgens haar van plan was in [B] te publiceren, zou haar gezinsleden in ernstige veiligheidsproblemen brengen: haar echtgenoot loopt het risico in Turkije ontvoerd te worden als de Turkse gemeenschap erachter komt dat zij de media over deze zaak heeft benaderd. Het maakt daarbij voor de gemeenschap geen verschil dat de krant zelf het initiatief heeft genomen het artikel te schrijven. [in] 2016 is [geïntimeerde] zelf door de Turkse gemeenschap bedreigd (beschieting met een luchtbuks en het gebruik van een Molotovcocktail). Zij staat vanwege deze kwestie op een boycotlijst van de Turkse gemeenschap in de omgeving [A] en wordt voortdurend in de gaten gehouden. Ook haar kinderen [---] krijgen te horen dat hun vader een terrorist is.

5.4 In dit hoger beroep is onbestreden komen vast te staan dat voorafgaand aan de inleidende dagvaarding zowel in de landelijke pers als in Kamerdebatten uitgebreid verslag is gedaan van, en is gediscussieerd over door de Turkse president Erdogan ondernomen acties tegen in Turkije verblijvende Nederlanders. [C] had [in] 2017 al melding gemaakt van de echtgenoot van [geïntimeerde] , die door deze krant werd omschreven als een [---] in Nederland geboren en getogen ondernemer uit [A] , die zonder aanklacht of proces maandenlang in Turkije heeft vastgezeten en daarna nog altijd het land niet kon komen. De aanhangers van Erdogan hadden zich toen al onafhankelijk van enige perspublicatie tegen de familie gekeerd, omdat de heer [geïntimeerde] de Gülenbeweging aanhangt. De Turkse gemeenschap binnen het verspreidingsgebied van [B] ( [D] , [E] en [F] ) volgde het gezin om die reden voortdurend, en was er mee bekend dat de echtgenoot van [geïntimeerde] in Turkije vastzat.

5.5 Net als [C] en alle andere landelijke media heeft [B] feiten verzameld voor een door die krant nog te schrijven zakelijk artikel over deze ontwikkelingen, waarbij ook aan de situatie van de heer [geïntimeerde] aandacht zou worden besteed. De Persgroep was bereid dat artikel te anonimiseren, ook al speelde media-aandacht geen rol bij de al maanden voortdurende dreiging, het geweld of bij de intimidaties waarvan [geïntimeerde] melding maakt. Ook ten tijde van de zitting in eerste aanleg was er geen reden om aan te nemen dat de veiligheidssituatie van het gezin negatief was beïnvloed door de publicaties die kort daarvoor hadden plaatsgevonden. Bij gebrek aan enig aannemelijk verband tussen de al tijden bestaande dreigingen enerzijds en perspublicaties anderzijds, en gegeven de bekendheid van de aanhangers van Erdogan in Nederland met de situatie van de heer [geïntimeerde] , was er naar het oordeel van het hof ook toen geen reden om aan te nemen dat dit met een artikel in [B] zou veranderen.

5.6 Het voorgaande dwingt tot de conclusie dat van meet af aan elke grond voor enig publicatieverbod heeft ontbroken.