18 jul 2016
Laster van ontheven voorzitter nieuwe RVS-norm binnenzwembaden verboden
Vzr. Rechtbank Noord-Holland 18 juli 2016, IEF ; ECLI:NL:RBNHO:2016:5946 (NACE tegen oud-voorzitter TG 498/Ironhaven)
Mediarecht. Onrechtmatige daad. Publicaties. NACE is een mondiale non-profitorganisatie voor de preventie en bestrijding van corrosie. Gedaagde was voorzitter van de binnen NACE opgerichte werkgroep TG 498 voor bevestigingssystemen in binnenzwembaden na een serie dodelijke ongevallen met gevallen luidsprekers, maar werd ontheven. Gedaagde is een lastercampagne gestart rondom de afzetting van gedaagde, de lobby van Duitse RVS-industrie voor tegenhouden van de veiligheidsnorm, verantwoordelijkheid van NACE voor de ongevallen en de door Ironhaven beweerdelijk gedoneerde conceptnorm. Gedaagden krijgen een verbod opgelegd.
4.2. De uitlatingen van [gedaagden] hebben met name betrekking op een viertal onderwerpen, te weten
- het ontheffen van [gedaagde1] uit zijn functie als voorzitter van TG 498
- de vraag of NACE de ontwikkeling van een nieuwe norm heeft tegengehouden onder invloed van de lobby van de Duitse roestvrijstaal-industrie
- de verantwoordelijkheid van NACE voor de ongevallen
- de (verdere) ontwikkeling van de veiligheidsnorm door [gedaagde1] en de investeringen van Ironhaven daarin
Deze onderwerpen zullen hierna achtereenvolgens met inachtneming van het hiervoor onder 4.1 genoemde toetsingskader worden beoordeeld.4.5. [gedaagde1] wenst dat zijn ontheffing uit het voorzitterschap alsnog geacht wordt te hebben plaatsgehad op zijn eigen verzoek en dat zowel NACE als hijzelf zich aldus over het einde van zijn voorzitterschap van TG 498 zullen uiten. [gedaagden] wijst er in dit verband op dat hij voor het verrichten van zijn werkzaamheden met enige regelmaat zaken doet met personen en ondernemingen die lid zijn van NACE en dat hij door de ontheffing op zijn beurt reputatieschade heeft opgelopen. NACE heeft ter zitting expliciet bevestigd dat de reden voor de ontheffing niet gelegen was in (een gebrek aan) de deskundigheid van [gedaagde1] op zijn vakgebied, maar uitsluitend in de wijze waarop hij zijn voorzitterschap vorm gaf.
De voorzieningenrechter geeft partijen onder deze omstandigheden dringend in overweging om over wijze van berichtgeving over de ontheffing van [gedaagde1] in overleg te treden, waarbij - gelet ook op de belangen van [gedaagden] - goed voorstelbaar is dat afgesproken wordt dat naar de buitenwereld (binnen en buiten NACE) zal worden gecommuniceerd dat de ontheffing heeft plaatsgehad op neutrale gronden.
Zolang een dergelijke afspraak niet is gemaakt, staat het [gedaagde1] echter niet vrij om - in strijd met de waarheid - aan NACE-leden, derden of in het openbaar te berichten dat zijn voorzitterschap van TG 498 op eigen verzoek of in goed overleg is beëindigd.4.6 (...) De voorzieningenrechter acht deze ernstige, maar ongefundeerde, beschuldigingen aan het adres van NACE en haar lid [C.] (voorzitter van NACE Europe en lid van de Raad van Bestuur van NACE) zeer schadelijk voor de reputatie van NACE. De voorzieningenrechter is alle omstandigheden afwegende dan ook van oordeel dat het recht van NACE op bescherming van de goede naam van haar organisatie in dit geval moet prevaleren boven het recht van [gedaagde1] op diens vrijheid van meningsuiting.
4.9. Voor de suggestie dat NACE en/of [C.] op enige wijze verantwoordelijkheid dragen voor of betrokken zijn bij de oorzaak van deze ongevallen, is in het voorhanden zijnde feitenmateriaal geen enkel aanknopingspunt te vinden. Gesteld noch gebleken is dat NACE betrokken is geweest bij de onderzoeken die zijn verricht naar de toedracht en oorzaak van de diverse ongevallen en de daaruit getrokken conclusies, noch zijn anderszins feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de gewekte suggestie kunnen ondersteunen. Deze door [gedaagde1] gewekte suggestie acht de voorzieningenrechter zeer ernstig van aard en aannemelijk is dat deze uitermate schadelijk is voor de goede naam van NACE en [C.]. Het belang van NACE om verschoond te blijven van deze ongefundeerde beschuldigingen aan haar adres en aan dat van haar bestuurslid [C.] dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter in casu ook op dit punt zwaarder te wegen dan de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde1].
4.12. Wat betreft de investeringen die Ironhaven in de ontwikkeling van de norm heeft gedaan, naar zeggen van [gedaagden] gaat het om een bedrag van € 100.000, geldt dat gesteld noch gebleken is dat deze op enigerlei wijze ten goede zijn gekomen aan NACE. De norm wordt nu gepubliceerd en/of commercieel verhandeld door [gedaagden] en de daarin gedane investeringen worden dan ook door [gedaagden] gedragen. Het is [gedaagden] om die reden niet toegestaan om in uitlatingen de suggestie te wekken dat de door Ironhaven geïnvesteerde gelden aan NACE zijn gedoneerd, nu dit feitelijk niet zo is. NACE accepteert, naar zij onweersproken heeft gesteld, geen donaties van leden, juist om elke schijn van partijdigheid of afhankelijkheid te vermijden. NACE heeft dan ook een gerechtvaardigd belang bij haar vordering [gedaagde1] te verbieden andersluidende uitlatingen te doen.