DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 4 april 2016
IEF 15831

Bijdrage ingezonden door Auke van Hoek, Master student aan de Universiteit Leiden.

Licht aan de horizon?

In NRC Handelsblad verscheen op vrijdag 25 maart 2016  een artikel waarin kunstenaar en ontwerper Daan Roosegaarde door de weduwe van Ger van Elk wordt beticht van een schending op het auteursrecht van ‘het horizon-idee’ van kunstenaar Ger van Elk. Dit idee omvat het dicht tegen elkaar plaatsen van schilderijen op één hoogte waardoor een horizon van schilderijen wordt gecreëerd. De weduwe van Van Elk voert aan: ‘’Zo één op één kopiëren zonder bronvermelding voor iemand van zijn statuur is toch een blamage?’’.  Roosegaarde had op zijn minst een verwijzing naar het werk van Van Elk mogen maken. Immers, in het Painer-arrest van het Hof van Justitie is besloten dat een auteur, wanneer hij zich baseert op het werk van een ander, diens naam hoort te vermelden op grond van artikel 5, lid 3, sub d, van richtlijn 2001/29. Uiteindelijk werd in samenspraak besloten tot het plaatsen van een tekstbordje met een tekst waarin de naam van Van Elk wordt genoemd. Ik kan mij voorstellen dat de zinsnede  ‘’Deze zaal past in een rijke traditie van Nederlandse kunstenaars voor wie de horizon een belangrijke inspiratie is of is geweest , zoals Salomon van Ruysdael, Jan Dibbets en Ger van Elk’’ nog steeds voor weinig genoegdoening zorgt bij de weduwe Van Elk. Echter, de naam van Van Elk wordt genoemd. Is daarmee auteursrechtelijk de kous af?

Evident blijft dat Roosegaarde andere schilderijen voor zijn concept heeft gebruikt dan Van Elk. De vraag is of het horizon-idee auteursrechtelijk kan worden beschermd? Zoals bepaald in Broeren/Duijsens (HR 29 maart 2013, IEF 12509; LJN BY8661) en het arrest Decaux/Mediamax (HR 29 december 1995, IE-klassieker auteursrecht; IEF 12190; NJ 1996/546) kan een enkel idee of stijl niet worden beschermd. Bescherming tegen verwarringwekkende stijlnabootsing is op grond van Broeren/Duijsens eveneens onmogelijk. Voorts is de vraag  of het werk van Roosegaarde de totaalindrukken-toets geformuleerd in het Stokke/Fikszo-arrest doorstaat?

In NRC Handelsbald van woensdag 30 maart 2016 reageert Roosegaarde op de beschuldigingen: ‘’Ik heb hiermee een presentatievorm gemaakt, niet een autonoom kunstwerk.’’ De horizon van Roosegaarde wijkt af van het concept van Van Elk, aangezien het wordt belicht met een lichtspot die de schilderijen beurtelings langzaam langsgaat. Licht is volgens Roosegaarde zijn ‘handtekening’. Door het toevoegen van enkele elementen kon met het totaalindrukken-criterium van Decaux/ Mediamax nog worden aangenomen dat er geen sprake is van verveelvoudiging. Echter, volgens het huidige totaalindrukken-criterium, zoals toegepast in Stokke/Fikszo en het Una Voce Particolare-arrest, kan een overname van te veel - in kwalitatieve en kwantitatieve zin - aan auteursrechtelijk beschermde trekken een vermoeden van ontlening opleveren.

Deze vraag blijft in de lucht hangen, aangezien het erop lijkt dat de strijd is gestreden en een oordeel van de rechter uitblijft. Toch werpt deze discussie weer  een interessant licht op de omgang met het auteursrecht binnen de kunst.