Artikel ingezonden door Moo Miero, Miero Advocatuur.
Muziekrecht jaaroverzicht 2024
In dit jaaroverzicht duiken we in de belangrijkste jurisprudentie over muziekrecht van 2024. Afgelopen jaar zijn verschillende interessante juridische kwesties rondom muziekovereenkomsten, licenties en de bescherming van muziekwerken aan de orde gesteld. Een deel van deze uitspraken behandel ik hieronder.
Ronnie Flex/Top Notch over de beëindiging van een artiestenovereenkomst
De rechtbank Amsterdam deed op 17 januari 2024 uitspraak over een geschil tussen Ronnie Flex en Top Notch c.s.. In 2012 sloten Ronnie Flex en Top Notch een artiestenovereenkomst, op basis waarvan Top Notch de muziek van Ronnie Flex exclusief mocht exploiteren in ruil voor een aandeel in de opbrengsten. Ronnie Flex stelde echter dat de overeenkomst vernietigd diende te worden, omdat er sprake zou zijn geweest van dwaling, misbruik van omstandigheden en het ontbreken van wilsovereenstemming. In de kern kwamen de argumenten van Ronnie Flex erop neer dat hij vond dat de gemaakte afspraken onredelijk waren. Dit rechtvaardigde volgens de rechtbank echter niet een beroep op een vernietigingsgrond. Ronnie Flex was namelijk meerderjarig, volledig handelingsbekwaam en werd bovendien bijgestaan door zijn latere manager bij het sluiten van de overeenkomst. Ook meende Ronnie Flex dat hij, en niet Top Notch c.s., als fonogrammenproducent moest kwalificeren. Aangezien bij de fonogrammenproducent zowel de financiële verantwoordelijkheid moet rusten als de organisatie van de eerste opname, kon Ronnie Flex echter niet worden aangemerkt als fonogrammenproducent. De vorderingen van Ronnie Flex werden afgewezen.
Buma/Stemra tegen ABMD c.s. over de hoogte van tarieven voor licenties
In deze uitspraak van 1 maart 2024 boog de Hoge Raad zich over de vraag of Buma/Stemra onterecht hogere tarieven hanteerde voor licenties aan ABMD c.s. dan voor licenties aan streamingdiensten. ABMD c.s., aanbieders van achtergrondmuziek, betaalde voor licenties voor het afspelen van muziek in bedrijfsruimtes een hoger bedrag dan streamingsdiensten zoals Spotify voor licenties voor privégebruik. ABMD c.s. betoogden echter dat muziek van streamingdiensten vaak zakelijk werd gebruikt, zonder dat Buma/Stemra het auteursrecht handhaafde ten opzichte van ondernemingen die de muziek bedrijfsmatig gebruikten. Het hof oordeelde eerder dat de ongelijkheid leidt of kan leiden tot een nadeel bij de mededinging. Het oordeel van het hof werd echter vernietigd, omdat de Hoge Raad concludeerde dat het hof onvoldoende had onderzocht of de hogere tarieven die ABMD-leden betalen daadwerkelijk leiden tot concurrentienadeel.