DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 30 mei 2018
IEF 17724
||
17 apr 2018
17 apr 2018, IEF 17724; ECLI:NL:RBAMS:2018:3198 (Eiseres tegen Nieuwe Revu/Pijper Media), https://ie-forum.nl/artikelen/noemen-persoonsnamen-rondom-onoorbare-gedragingen-in-de-castingwereld-toegestaan

Noemen persoonsnamen rondom 'onoorbare gedragingen' in de castingwereld toegestaan

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 april 2018, IEF ; ECLI:NL:RBAMS:2018:3198 (eiseres tegen Nieuwe Revu/Pijper Media) Eiseres is een in 1970 opgericht castingbureau voor selectie van film-, theater- en tv-acteurs. X is onderwerp geweest van gerecht over omgang met acteurs. Alle medewerkers van eiseres hebben een anonieme e-mail ontvangen van een afzender betrokken bij een #metoo-onderzoek binnen de culturele sector. In een publicatie in De Nieuwe Revu staat: "De context is een geïncorporeerde praktijk van machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag, aangevuld met veel persoonlijke meningen van vakgenoten over de positie van één bedrijf binnen de markt en situaties die daardoor kunnen ontstaan." Eiseres vordert verbod publicatie van namen van (pud)medewerkers of informatie te publiceren die herleidbaar is tot hen. Nieuwe Revu stelt met de publicatie een misstand aan de kaak waarover zij moet kunnen publiceren inclusief persoonsnamen na gedegen journalistiek onderzoek. Uitlatingen over castingdirectors zijn genuanceerd weergegeven en vinden voldoende steun in de feiten. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.6. De publicatie geeft een weergave van hoe het er bij [eiseres] voorstaat maanden nadat naar buiten is gekomen dat [naam 6] zich jarenlang binnen het bedrijf schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag en hoe er in de wereld van Nederlandse acteurs is gereageerd op de onthullingen en wat de voorstellen zijn om een en ander te voorkomen. Een belangrijk onderdeel van de publicatie vormt de melding dat de gedragingen van [naam 6] niet op zich staan, maar onderdeel uitmaken van een bedrijfscultuur waarbij misbruik wordt gemaakt van de afhankelijke positie die (beginnende) acteurs hebben ten opzichte van [eiseres] die bepaalt wie welke rollen toebedeeld krijgt. Daarnaast wordt aandacht besteed aan wat de onthullingen over [naam 6] hebben veranderd aan de bedrijfscultuur van [eiseres] . In de publicatie wordt er onder meer melding van gemaakt dat de onoorbare praktijken zich niet alleen beperkten tot [naam 6] maar, in mindere mate ook toe te schrijven zijn aan twee collega-castingdirectors. Daarop volgt een citaat van een zogenoemde [eiseres] -vertrouweling die de naam [naam 7] noemt en beschrijft dat de vermeende misdragingen van [naam 7] , hoewel ze in een andere categorie vallen dan de praktijken van [naam 6] , voldoende waren om hem de deur te wijzen. Vervolgens is in de publicatie opgenomen dat op de redactie van een ander medium enkele tientallen meldingen van ‘machtsmisbruik’ en ‘seksueel overschrijdend gedrag’ door [eiseres] -medewerkers zijn binnengekomen. Daarbij worden met verwijzing naar een bij Nieuwe Revu in het bezit zijnde brief met meldingen en betrokken [eiseres] -medewerkers, naast [naam 4] en [naam 5] ook [naam 7] en [naam 8] genoemd. Over [naam 8] wordt vervolgens gemeld dat de vermeende misstanden waar zij bij betrokken zou zijn geweest inmiddels ook onderwerp van onderzoek zouden zijn.

4.7. Nieuwe Revu stelt met de publicatie een misstand aan de kaak waarover zij moet kunnen publiceren. De vraag is of zij daarbij de namen van [naam 7] en [naam 8] mag noemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat toegestaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat Nieuwe Revu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar uit gedegen journalistiek onderzoek is gebleken dat de onoorbare gedragingen zich niet tot [naam 6] beperken maar dat in dat kader ook de castingdirectors [naam 7] en [naam 8] genoemd worden. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat Nieuwe Revu zich bij haar uitlatingen over [naam 7] en [naam 8] uitsluitend heeft gebaseerd op de anonieme mail die op 14 november 2017 bij alle medewerkers van [eiseres] is binnengekomen, maar Nieuwe Revu betwist dit. Volgens Nieuwe Revu heeft zij daarnaast met vele personen uit de theater- en televisiewereld gesproken en hebben meerdere bronnen -ook over [naam 7] en [naam 8] - overeenkomstige verklaringen afgelegd. Nieuwe Revu heeft deze bronnen in de publicatie ook wel omschreven als ‘ [eiseres] -insider’, ‘ [eiseres] -vertrouweling’ of ‘acteur’, hetgeen begrijpelijk is omdat het gezien de afhankelijke positie van deze personen lastig is om hen met naam en toenaam over dit onderwerp te laten verklaren. Nieuwe Revu is gerechtigd haar bronnen geheim te houden, maar de zorgvuldigheid kan zich er tegen verzetten dat zij daarbij uitlatingen als vaststaande feiten presenteert, zeker als daarbij geen wederhoor is toegepast.

In de publicatie zijn de uitlatingen over [naam 7] en [naam 8] niet als beschuldigingen gebracht maar genuanceerd weergegeven. Zo is geschreven dat de onoorbare gedragingen zich niet beperkten tot [naam 6] maar in mindere mate ook toe te schrijven waren aan twee collega castingdirectors en is over [naam 7] in de vorm van een citaat geschreven dat zijn vermeende gedragingen toch echt vallen in een andere categorie dan de praktijken van [naam 6]. Ook met betrekking tot [naam 8] is op een genuanceerde wijze geschreven door te spreken over ‘de vermeende misstanden waarbij zij betrokken zou zijn geweest zouden onderwerp van onderzoek zijn’. Gelet op het onderzoek dat [eiseres] door Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) heeft laten verrichten en het interne onderzoek dat zijzelf heeft gedaan, is de vermelding dat [naam 8] onderwerp van onderzoek zou zijn bovendien niet onjuist.
Voor [naam 7] geldt bovendien dat [eiseres] zelf heeft erkend dat met hem de arbeidsrelatie is beëindigd na gevoerde gesprekken over mogelijk onoorbaar gedrag. In dit verband is verder het in de publicatie opgenomen citaat van [naam 11] relevant, waarin hij spreekt over misbruik door drie castingagenten bij [eiseres] .

Al met al heeft Nieuwe Revu voldoende aannemelijk gemaakt dat de – genuanceerde- uitlatingen over [naam 7] en [naam 8] voldoende steun vinden in de feiten.