20 apr 2016
NOS moet verband met liquidatieverdachte rectificeren
Rechtbank Midden-Nederland 20 april 2016, IEF 15892; ECLI:NL:RBMNE:2016:2202 (B tegen NOS)
Mediarecht. Rectificatie. B zit sinds 2002 een levenslange gevangenisstraf uit. Hij stelt dat hij op basis van gefabriceerd bewijs onschuldig is veroordeeld, waarin hij door een groep medestanders wordt gesteund. In 2011 heeft B een herzieningsverzoek ingediend bij de Hoge Raad om zijn zaak opnieuw te laten behandelen. Daarop moet nog worden beslist. In publicaties van de NOS wordt een verband gelegd tussen de heer B en een verdachte van een liquidatie in Turkije in 2014. Deze moet NOS deels verwijderen en rectificeren.
De publicaties zijn gebaseerd op één niet-gezaghebbende bron die niet door een andere bron is bevestigd. Die bron is bovendien anoniem opgevoerd in de publicaties en de NOS heeft geen wederhoor gepleegd bij B Ook kent de rechtbank gewicht toe aan de onvrijwillige bekendheid van Baybaşin, de aard van de berichten en de mogelijkheid dat die berichten afdoen aan de steun voor zijn herzieningsverzoek. De rechtbank oordeelt daarom dat de bescherming van de eer en goede naam van B hier zwaarder weegt dan het recht van de NOS om de genoemde berichten te publiceren.
Publicaties offline halen
4.25. Voorts heeft [eiser] gevorderd om de NOS te veroordelen om (primair) de betreffende publicaties offline te halen. De NOS heeft tegen de inhoud en strekking van deze vordering geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze vordering zal toewijzen. Wel zal de vordering ten aanzien van de eerste publicatie worden beperkt tot de onder 4.24 bedoelde passage. [eiser] heeft wel belang bij het offline halen van de gehele tweede publicatie, omdat:
- die publicatie haar bestaansrecht uitsluitend ontleent aan de onrechtmatig geoordeelde passage in de eerste publicatie, en niet meer inhoudt dan een reactie van [eiser] op die passage, en
- handhaving van het resterende deel van de tweede publicatie het publiek alleen maar zal attenderen op de onrechtmatige uitlatingen die de NOS in de beide publicaties heeft gedaan over het (in het verleden) bestaan van een verband tussen [eiser] en een verdachte van een liquidatie in Turkije in 2014.
Rectificatie4.26. De NOS heeft als verweer tegen de inhoud van de in de dagvaarding voorgestelde rectificatie aangevoerd dat plaatsing daarvan op de homepage van de website van de NOS disproportioneel is, omdat de berichten destijds zijn verschenen in de rubriek Nieuws subrubriek Binnenland, zodat een eventuele rectificatie uitsluitend in die subrubriek, of op de rectificatiepagina van de NOS op zijn plaats is. Voorts moet de rectificatietekst volgens haar worden aangepast in die zin dat daarin niet wordt vermeld dat de NOS [eiser] in verband heeft gebracht met de liquidatie van een hoofdverdachte in het Passageproces, omdat de NOS dat niet heeft gedaan.
4.27. Bij conclusie van repliek heeft [eiser] betwist dat de publicaties alleen in de subrubriek Binnenland op de website van de NOS zijn geplaatst, en uitdrukkelijk gesteld dat deze destijds op de homepage hebben gestaan. De NOS is daarop in haar conclusie van dupliek niet ingegaan, noch ter gelegenheid van het pleidooi. De rechtbank gaat er in het licht hiervan vanuit dat de publicaties destijds wel (mede) op de homepage van de NOS hebben gestaan, zodat rectificatie op die plaats aangewezen is.
4.28. Het bezwaar van de NOS tegen de rectificatietekst is evenwel terecht. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is het niet zo dat in de publicaties [eiser] in verband wordt gebracht met de liquidatie zelf. De rechtbank zal de gevorderde rectificatie dan ook in die zin gewijzigd toewijzen dat de zin “Ten onrechte is de naam van de heer [eiser] hiermee in verband gebracht.” uit de voorgestelde tekst wordt verwijderd.
De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt de NOS tot het verwijderen van de gehele publicatie van 12 mei 2015 en deels de publicatie van 14 mei 2015. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de NOS tot het plaatsen van een rectificatietekst voor twee weken in een pop-up venster op de website.