Octrooi op prothetische hartklep wordt deels vernietigd

Rechtbank Den Haag 26 juli 2023, zaaknr. C/09/6301 15, IEF 21594 (Edwards tegen Meril c.s.) Het octrooi dat in deze zaak centraal staat, is het octrooi EP 930 van Edwards. Het ziet op montage van een ballonkatheter die een opblaasbare ballon omvat, en van een door middel van een ballon uitzetbare prothese-aortaklep. Edwards stelt dat Meril c.s. inbreuk maakt op EP 930 met de Myval THV, een aortaklepprothese, en de Navigator, een afleversysteem waarmee de aortaklepprothese in het lichaam kan worden geplaatst en geëxpandeerd. In het kader van deze beweerde inbreuk doet Edwards verzoeken bij de douane om vermoedelijk inbreukmakende producten van Meril c.s. vast te houden. Volgens Meril c.s. is EP 930 nietig, omdat het toegevoegde materie zou bevatten, niet nawerkbaar (en plausibel), niet nieuw en niet inventief zou zijn. Zij stelt derhalve oppositie in bij het Europees Octrooibureau. Deze is vervolgens afgewezen door de Oppositieafdeling. Meril c.s. is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis, maar de Techniche kamer van beroep heeft nog niet beslist.

In de huidige zaak verzoekt Meril c.s., voor zover de rechtbank niet onmiddellijk oordeelt dat het octrooi nietig is en/of dat Meril c.s. daar geen inbreuk op maakt, de procedure te schorsen totdat de Technische kamer van Beroep heeft beslist over de geldigheid van EP 930. In conventie vordert Edwards een verklaring voor recht dat Meril c.s. inbreuk maakt op EP 930 en onrechtmatig handelt door de inbreuk te faciliteren. Naast deze en meerdere andere vorderingen vordert Edwards een inbreukverbod in Nederland. Meril c.s. voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen. De Myval THV en de Navigator vallen volgens Meril c.s. namelijk niet onder de beschermingsomvang van EP 930. Daarnaast zou EP 930 nietig zijn. In reconventie vordert Meril c.s. derhalve onder meer vernietiging van het Nederlandse deel van EP 930. Verder vordert zij Edwards te bevelen haar verzoeken bij de douane in te trekken. Deze douanemaatregelen zijn volgens Meril c.s. ten onrechte genomen en zouden neerkomen op misbruik van recht. Edwards voert het verweer dat EP 930 wel geldig is en dat zij de douanemaatregelen legitiem gebruikt heeft om verdere inbreuken op EP 930 te voorkomen.

De rechtbank oordeelt dat conclusie 1 niet nieuw is, omdat de deelkenmerken van deze conclusie van EP 930 al worden geopenbaard in octrooiaanvrage US 563, welke behoort tot de stand van de techniek. Vervolgens concludeert de rechtbank dat de conclusies 1 en 2 geheel, conclusies 4 tot en met 7 voor zover niet terugverwijzend naar conclusie 3, conclusie 11 geheel en conclusie 14 voor zover niet terugverwijzend naar conclusie 13, als ongeldig worden beschouwd. De conclusies 3, 8, 9, 10, 12 en 13 worden als geheel geldig beschouwd, maar hierop heeft Edwards haar inbreukvorderingen niet gebaseerd. De conclusies waarop Edwards haar inbreukvorderingen heeft gebaseerd zijn nietig, zodat daarop geen inbreuk kan worden gemaakt.

Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat het octrooi EP 930 nietig is en Meril c.s. op de geldige conclusies van EP 930 geen inbreuk maakt, bestaat geen reden de procedure te schorsen, zoals Meril c.s. heeft verzocht voor het geval de rechtbank niet tot deze conclusie zou komen. De vorderingen in conventie worden afgewezen. De ongeldige conclusies van het Nederlandse deel van EP 930 worden vernietigd en hiermee wordt deze vordering in reconventie deels toegewezen. De vordering met betrekking tot de douanemaatregelen wordt ook toegewezen. 

4.32. Nu Lobbi aldus zowel deelkenmerk 1 .2.7, namelijk (ook) verticaal gerichte struts (als (omgekeerd) U-vormige cusppositioners), als deelkenmerk 1.2.8. namelijk (ook) bevestiging van de platen aan het frame zonder deze direct te hechten aan de struls bij de coininissures (met hechtdraden 122 aan de fabric cover), direct en ondubbelzinnig openbaart, wordt conclusie 1 van het octrooi als niet nieuw beoordeeld ten opzichte van Lobbi.