31 jan 2017
Uitspraak en samenvatting ingezonden door Bert Gravendeel en Merle Hafkamp, Gravendeel advocaten.
Over de samenwerkingsafspraken voor een lichtwerend systeem in de glastuinbouw
Rechtbank 13 januari 2016 en Hof Den Haag 31 januari 2017; IEF 16743 (Verzuu tegen Holland Scherming) Know-how. R&D overeenkomst – uitleg. HS levert schermoplossingen met name in de glastuinbouw, voor tuincentra en in de utiliteitsbouw. In november 2013 hebben de directeur van HS (hierna: Wiersma) en D. Verzuu gesproken over een eventueel samenwerkingsverband tussen HS en Verzuu. In dat kader heeft D. Verzuu op 20 november 2013 een e-mail gestuurd aan de bedrijfsjurist van HS met als bijlage een concept van een Non-Disclosure agreement (NDA). Op 26 november 2013 hebben partijen deze e-mail besproken. Op verzoek van HS is toen op de print van de E-mail (onder meer) een (handgeschreven) regel toegevoegd. Vervolgens hebben partijen zowel de NDA als het stuk (hierna te noemen: de samenwerkingsovereenkomst) ondertekend. O.a. is er de afspraak: “Gedurende dit jaar betaalt HS mij € 1000,-/wk (excl. BTW en kosten) als tegemoetkoming voor de begeleiding waarvan ik HS ga voorzien bij de ontwikkeling van het uileilldelijke product, en al hetgeen verder op tafel komt. " [de laatste zin betreft een met de hand geschreven toevoeging]
Aan het initiële beoogde DV systeem (lichtwerend systeem in o.a. glastuinbouw) wordt aanvankelijk weinig gewerkt maar wel aan ‘andere vindingen’ die allemaal te maken hebben met het lichtwerend systeem. Er vindt tevens een ongeoorloofde ‘disclosure’ plaats, die later, nadat partijen onmin kregen, ook wordt tegengeworpen. Verzuu maakt aanspraak op de provisieregeling van pp. terzake van alle van ook van één daadwerkelijk vermarkte uitvinding van Verzuu. Het geschil ontstaat over de uitleg van de afspraken (Haviltex) en daarmee over de reikwijdte van hetgeen is overeengekomen en ook over art. 6 Auteurswet. De rechtbank Den Haag (niet IE-kamer) wijst het af.
Volgens grief 1 heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de samenwerkingsovereenkomst niet conform het Haviltex-criterium behoeft te worden uitgelegd omdat er geen sprake is van onduidelijkheid. De grieven 2 tot en met 5 richten zich in de kern tegen de overwegingen van de rechtbank dat de provisieregeling in de samenwerkingsovereenkomst en de NDA alleen betrekking hebben op het DV systeem. Met grief 6 voert Verzuu aan dat het DV systeem daadwerkelijk is vermarkt. Grief 7 heeft betrekking op de door Verzuu gevorderde boete wegens overtreding van artikel 6 van de NDA.
Het Gerechtshof Den Haag wijst de vorderingen af, al slaagt grief 1. Er is cassatie ingesteld per 26 april 2017.