DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 30 juni 2017
IEF 16912
Rechtbank Den Haag ||
28 jun 2017
Rechtbank Den Haag 28 jun 2017, IEF 16912; ECLI:NL:RBDHA:2017:7115 (Naftis tegen Symex), https://ie-forum.nl/artikelen/proceskostenveroordeling-voor-naftis-na-intrekken-kort-geding

Proceskostenveroordeling voor Naftis na intrekken kort geding

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 juni 2017, IEF invullen, ECLI:NL:RBDHA:2017:7115 (Naftis tegen Symex) Merkenrecht. Kort geding. Naftis heeft Symex in kort geding gedagvaard wegens inbreuk op haar Uniemerk. Naftis vordert staking van ieder online en offline gebruik van het teken Symex en als handelsnaam, tevens tijdens de beurs StocExpoEurope 2017. Omdat de zitting pas plaats zou vinden na de beurs, heeft Naftis het kort geding ingetrokken en is een bodemprocedure gestart. Naftis wordt alsnog veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

2.5. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter komt deze intrekking van de procedure ten gunste van het starten van een bodemprocedure voor risico van Naftis. Aan het argument dat de zittingsdatum te laat was om nog een verbod te kunnen bewerkstelligen tijdens de beurs StocExpoEurope 2017 en dat daarom het kort geding geen zin meer zou hebben, gaat de voorzieningenrechter voorbij. De vorderingen waren immers allereerst gericht op het verkrijgen van een algemeen inbreukverbod en zagen niet alleen op deze beurs. Bovendien was Naftis al vanaf 21 maart 2017 op de hoogte van de datum van de zitting en heeft vervolgens op 22 maart 2017 ervoor gekozen de dagvaarding daadwerkelijk uit te doen brengen. Desalniettemin heeft zij pas op 28 maart 2017 het kort geding ingetrokken, naar eigen zeggen mede naar aanleiding van de inhoud en omvang van de producties van Symex. Nu evenmin gebleken is dat Symex na dagvaarding vrijwillig aan de vorderingen heeft voldaan, betekent dit dat Naftis moet worden beschouwd als de in het ongelijk gestelde partij en zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

2.6. Symex vordert vergoeding van haar kosten die volgens haar gespecificeerde opgave tot en met de datum van intrekking € 11.483,50 (exclusief BTW en exclusief verschotten) bedragen. Aangezien Naftis bezwaar heeft gemaakt tegen de redelijkheid en evenredigheid van deze kosten, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de kosten te begroten op basis van de IE-indicatietarieven.3 Deze zaak moet worden aangemerkt als een normaal kort geding als bedoeld in de IE-indicatietarieven, waarbij het tarief van € 15.000,- geldt bij het voltooien van de kort geding procedure. Nu de zitting vanwege de intrekking niet is gehouden en de zaak kort voor de geplande datum is ingetrokken, acht de voorzieningenrechter een vergoeding van 2/3 deel van het tarief redelijk en evenredig, hetgeen neerkomt op € 10.000,-.