Proefschrift Charlotte Vrendenbarg - 'Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken'
Op 1 februari 2018 is Charlotte Vrendenbarg (Universiteit Leiden) gepromoveerd op haar proefschrift getiteld "Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken. Regelingen over proceskosten getoetst aan het EU-recht" (Deventer: Wolters Kluwer 2018). Promotoren zijn prof. mr. D.J.G. Visser en prof. mr. H.J. Snijders (beiden Universiteit Leiden). Het proefschrift is open access gepubliceerd in het Leids Repositorium.
Dit boek gaat over proceskostenveroordeling en de gevolgen daarvan voor de toegang tot de rechter in procedures over intellectuele eigendomsrechten (IE). Tevens wordt ingegaan op de bredere, actuele vraagstukken van de toenemende invloed van EU-recht op nationaal procesrecht, de praktische consequenties van open normen in procedureregels en het verband tussen proceskostenregelingen en de toegankelijkheid van de civiele rechter in het algemeen.
Procedures over IE-rechten kunnen kostbaar zijn. Op grond van de algemene civiele proceskostenregelingen worden de advocaatkosten slechts tot een forfaitair vastgesteld (laag) bedrag vergoed aan de winnende partij. De gedachte is dat het risico van een omvangrijke kostenveroordeling de toegang tot de rechter te zeer zou beperken. In procedures ter handhaving van IE-rechten geldt sinds de implementatie van de IE-Handhavingsrichtlijn de ruime, zo niet volledige proceskostenveroordeling van art. 1019h Rv. Deze regel heeft consequenties voor de toegankelijkheid van de rechter in IE-zaken.
Centraal in dit boek staat de vraag, in hoeverre de implementatie, uitleg en toepassing van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn in Nederland verenigbaar zijn met het EU-recht. Eerst wordt het beoordelingskader geschetst waaraan nationale proceskostenregelingen moeten voldoen. Op basis van literatuur- en jurisprudentieonderzoek wordt onderzocht hoe art. 1019h Rv wordt toegepast in de IE-praktijk. Tevens worden de (mogelijke) effecten op het procedeer- en schikkingsgedrag van partijen belicht. Daartoe worden de op basis van rechtsvergelijkend en rechtseconomisch onderzoek verkregen inzichten gekoppeld aan anekdotisch bewijs van de werking van de regel in de praktijk. Richting het slot wordt onderzocht hoe de Nederlandse invulling zich verhoudt met het EU-recht en worden aanbevelingen gedaan ter bevordering van een meer EU-conforme proceskostenregeling in IE-zaken. De resultaten van het onderzoek worden tevens aangewend om de EU-conformiteit van de forfaitaire kostenvergoeding in civiele procedures in het algemeen te analyseren.