Artikel ingezonden door Roland Wigman, VWS Advocaten.
Roland Wigman: Recht op een kwart miljard cash?
Peter de Waard pleit in de Volkskrant van 8 december voor het laten vervallen van het auteursrecht na de dood van de maker. Hij ziet het feit dat het auteursrecht blijft bestaan tot zeventig jaar na de dood van de oorspronkelijke auteursrechthebbende als “een juridische misstand” en een “feodaal wangedrocht”. Wat er feodaal aan is, anders dan dat het gaat over eigendom, zie ik niet.
Natuurlijk mag De Waard menen dat het auteursrecht best korter mag, ik zelf meen ook dat er geen rechtvaardiging is voor een duur tot zeventig jaar na de dood van de maker. Maar om die mening nu op te hangen aan het feit dat de kinderen Dylan op het punt staan een kwart miljard te erven begrijp ik al helemaal niet.
Als het feit dat kinderen die ‘part noch deel hebben gehad aan het creatieve proces’ (aldus De Waard) niet zouden moeten profiteren van de waarde van dat creatieve proces, stel je feitelijk de vererving van eigendom ter discussie.
Als pa met hard werken veel geld verdient en met dat geld een schilderij en een huis koopt, dan mogen dus – kennelijk volgens De Waard – de kinderen niet profiteren van de waarde(stijging) van dat schilderij of dat huis. Zij hebben immers helemaal niets bijgedragen aan (de verkrijging van) dat schilderij of dat huis.
Eigendom is een begrip dat al eeuwen (millennia?) onze samenleving definieert en aanleiding geeft tot meer of minder filosofische discussies. Thomas Piketty is de laatste in een lange rij (waaronder - om een (de) paar te noemen die ik ken – Thomas van Aquino, John Locke, Jean Jacques Rousseau, Pierre-Joseph Proudhon en Karl Marx).
Eigendom wordt gezien als een grondrecht (artikel 17 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat in lid 2 intellectuele eigendom expliciet benoemd!) en eigendom wordt gezien als de bron van alle ellende (Rousseau, Marx en meer recent ook Piketty).
Over eigendom kan je dus genuanceerd denken, maar om nu de ene eigendom (eigendom van een schilderij) anders te behandelen dan de andere eigendom (eigendom van het auteursrecht op een liedje) lijkt mij niet zonder meer juist.
Ook het argument dat 80% van alle royalty’s bij een handjevol rechthebbenden terechtkomt is als zodanig ook geen argument om de (eigendom van) intellectuele eigendom aan te pakken. Geld maakt geld, zij die hebben zullen alleen maar meer verkrijgen (de evangelist Mattheüs), etc. Ook het dividend op aandelen Amazon.com komt grotendeels maar bij een handjevol aandeelhouders terecht. Dat is op zich zelf ook geen argument om aandelen noch dividend af te schaffen.
Tot slot nog een veeg uit de pan naar de advocatuur (ja, ik voel me aangesproken, ik ben IE-advocaat!).
Auteursrecht is een melkkoe voor de advocatuur “die miljoenen verdient aan het aanschrijven van mensen die iets hebben gejat van allang overleden tekstdichters of auteurs”.
Die miljoenen heb ik gemist (oh, frustratie!), maar het is natuurlijk een non argument. In het Advocatenblad van 24 november van dit jaar stond een artikel over arbeidsrechtadvocaten die een topdrukte beleven vanwege corona. Zullen we dan maar het arbeidsrecht afschaffen, het is een melkkoe voor advocaten die geld verdienen aan mensen die net hun baan zijn kwijtgeraakt of die grote bedrijven leegzuigen om ze te helpen hun werknemers met zo leeg mogelijke handen naar huis te sturen.
Zijn er misschien andere – meer valide - argumenten om de duur van het auteursrecht in te perken? Die zijn er. Je kan denken aan het argument dat de rechtvaardiging voor het auteursrecht is gelegen in de (eerlijke) beloning van de maker voor zijn werk, zijn arbeid. Vandaar ook de huidige tendens om de maker een recht te geven op een billijke vergoeding (zie daarvoor de aanhangige voorstellen tot wijziging van de auteurswet). Als de rechtvaardiging ‘beloning voor arbeid’ is, dan is er inderdaad geen rechtvaardiging voor het laten delen van kinderen en kleinkinderen. Kinderen van een werknemer worden ook niet doorbetaald voor het werk dat hun vader of moeder heeft gedaan voor het bedrijf.
Intellectuele eigendom kan je ook zien als een andere eigendom dan de eigendom van zaken. Daarmee is dan gezegd dat het niet één op één kan worden vergelijken met bijvoorbeeld de eigendom van een schilderij. Ook het door mij genoemd Handvest van de grondrechten van de EU maakt een onderscheid tussen deze verschillende eigendommen.
Bovendien kan je het auteursrecht zien als een (door het recht gesanctioneerde) inbreuk op de free flow of information. Die inbreuk wordt dan gerechtvaardigd door het beloningsargument, maar er is geen rechtvaardiging voor een verdergaande inbreuk.
Ook kan men zich afvragen waarom het auteursrecht beschermd moet blijven tot zeventig jaar na de dood van de maker, terwijl een octrooi maar een beschermingsduur heeft van twintig jaar. Waar is de rechtvaardiging?
Met de argumenten voor of tegen kan men het eens zijn of niet. Het point of view wordt meestal ingegeven door een meer algemene politieke visie.