DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 30 maart 2018
IEF 17583
Rechtbank Midden-Nederland ||
22 jan 2018
Rechtbank Midden-Nederland 22 jan 2018, IEF 17583; ECLI:NL:RBMNE:2018:207 (Valse merkgoederen in merkloze dozen), https://ie-forum.nl/artikelen/strafzaak-merken-leveren-nooit-in-merkloze-dozen

Strafzaak: Merken leveren nooit in merkloze dozen

Rechtbank Midden-Nederland 22 januari 2018, IEF ECLI:NL:RBMNE:2018:207 (Valse merkgoederen in merkloze dozen) Strafrecht. Merkenrecht. Namaak. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (...) het in voorraad hebben van valse luxe merkgoederen. Onherstelbaar vormverzuim om namaakgoederen voor contra-expertise te vernietigen, OM nog wel ontvankelijk. Merken leveren nooit in merkloze dozen. Gevangenisstraf van 8 maanden.

Vervolg samenvatting: Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte verzocht om een contra-expertise te laten verrichten. De officier van justitie heeft ter terechtzitting laten weten dat alle goederen zijn vernietigd en er derhalve geen contra-expertise meer kon plaatsvinden. In artikel IV.2 van de Aanwijzing inbeslagneming (artikel 94 Sv) is onder meer bepaald dat een in het kader van de waarheidsvinding in beslag genomen voorwerp dient te worden bewaard zolang nog onderzoek aan het voorwerp wordt gedaan of niet uitgesloten kan worden dat nog onderzoek aan het voorwerp moet worden gedaan, dan wel indien het voorwerp nodig is of kan zijn voor contra-expertise. Dit kan meebrengen dat het voorwerp bewaard moet blijven tot aan het moment dat in de strafzaak onherroepelijk is beslist. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in de zin van 359a Sv, maar dient niet gekwalificeerd te worden als een ernstige schending die zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Uit de processen-verbaal volgt niet grove onachtzaamheid van polite en/of OM. Met het horen van de rapporteur als getuige in de aanwezigheid van de raadsman van verdachte, aan de verdediging een alternatief geboden om nadere vragen te stellen over de bevindingen van de rapporteur over geconstateerde valsheid van de goederen.

Merken leveren nooit in merkloze dozen. Verklaart het onder 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld. Gevangenisstraf van 8 maanden.

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2]

Ik was de inspecteur op 23 januari 2015.27

We kijken naar het materiaal, nek labels, belabeling van het product en hoe het is ingepakt. We maken er foto’s van, het kantoor neemt contact op met de merkhouder en de foto wordt getoond. Er wordt een rapportage opgemaakt.

Pagina 1, (van de fotomap [coöperatieve vereniging] 150047NL) foto rechtsboven: De punt van de ‘i’ zit scheef op de Adidas. Pagina 1 links midden: Hier is slordig stikwerk te zien. Pagina 2 foto linksboven: het nek label is slordig ingenaaid. U, rechter-commissaris, vraagt of het niet eens kan voorkomen dat het labeltje iets schuin is ingenaaid. Zo zie je het in de Bijenkorf niet. Hierop beoordelen wij. Ik denk niet dat Adidas afgekeurde partijen in de handel brengt. Ik weet hoe fanatiek ze zijn op de kwaliteit van hun producten.28

U, rechter-commissaris, vraagt wat er te zien is aan de North Face op pagina 6, linksonder. Het is niet duidelijk of het Small is of Extra Large. Dat is mijns inziens een valsheidskenmerk. The North Face levert de jassen aan met een label, maar zonder prijs daarop. De doos linksboven op pagina 5 is geen North Face doos, maar een merkloze doos. Merken leveren nooit in merkloze dozen.29

3.1. Op 23 januari 2015 en op 1 september 2015 is een partij goederen, voorzien van verschillende merken, in de woning van verdachte aangetroffen en in beslag genomen. Op respectievelijk 23 januari 2015 en 9 september 2015 is door de coöperatieve vereniging [coöperatieve vereniging] U.A. (hierna: [coöperatieve vereniging] ) een rapportage opgemaakt met als conclusie dat de in beslag genomen goederen vals waren. Uit een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 30 september 2015 (pagina’s 16 en 17 van zaaksdossier 2) blijkt dat de op 23 januari 2015 gehele in beslag genomen partij goederen ten tijde van het opmaken van het proces-verbaal reeds was vernietigd.

Ter terechtzitting van 26 oktober 2016 heeft de raadsman van verdachte verzocht om een contra-expertise te laten verrichten. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 8 februari 2017 laten weten dat alle goederen zijn vernietigd en er derhalve geen contra-expertise meer kon plaatsvinden. Op diezelfde terechtzitting heeft de rechtbank ambtshalve beslist dat [getuige 1] als getuige moest worden gehoord door de rechter-commissaris om aan de hand van foto’s een nadere toelichting te geven op de geconstateerde valsheid van de goederen. Vervolgens is [getuige 2] , werkzaam als controleur bij [coöperatieve vereniging] en tevens de opsteller van de rapportage van 23 januari 2015, op 22 maart 2017 door de rechter-commissaris als getuige gehoord. De raadsman van verdachte was hierbij aanwezig en is in de gelegenheid gesteld vragen te stellen.

In artikel IV.2 van de Aanwijzing inbeslagneming (artikel 94 Sv) is onder meer bepaald dat een in het kader van de waarheidsvinding in beslag genomen voorwerp dient te worden bewaard zolang nog onderzoek aan het voorwerp wordt gedaan of niet uitgesloten kan worden dat nog onderzoek aan het voorwerp moet worden gedaan, dan wel indien het voorwerp nodig is of kan zijn voor contra-expertise. Dit kan meebrengen dat het voorwerp bewaard moet blijven tot aan het moment dat in de strafzaak onherroepelijk is beslist.

Het door de verdediging gestelde verzuim betreft de vernietiging van de inbeslaggenomen partijen goederen. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv nu (in ieder geval een deel van) de goederen voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting is vernietigd, terwijl niet uitgesloten kon worden dat daaraan nog onderzoek zou moeten worden gedaan, dan wel deze goederen nodig waren of konden zijn voor contra-expertise. Door het vernietigen van de goederen is gehandeld in strijd met voormelde voorschriften. Daarmee is een in het kader van het recht op een eerlijk proces belangrijk beginsel geschonden, namelijk dat in beslag genomen voorwerpen beschikbaar moeten blijven voor (tegen)onderzoek.

De rechtbank komt echter tot het oordeel dat het vernietigen van de inbeslaggenomen goederen in dit geval niet dient te worden gekwalificeerd als een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde die zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Uit de zich in het dossier bevindende processen-verbaal waarin over de vernietiging van de goederen wordt gerelateerd, komt niet naar voren dat de betrokken politiefunctionarissen en/of het OM bij de vernietiging van de goederen doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak hebben gehandeld. Ook anderszins is daarvan niet gebleken. Bovendien heeft de rechtbank met het horen van de rapporteur van [coöperatieve vereniging] als getuige in de aanwezigheid van de raadsman van verdachte, aan de verdediging een alternatief geboden om nadere vragen te stellen over de bevindingen van de rapporteur over geconstateerde valsheid van de goederen. Dit maakt dat de ernst van het verzuim en het nadeel dat verdachte daarvan heeft ondervonden, beperkt is gebleven.

Op grond van het vorenstaande is de rechtbank evenzeer van oordeel dat het gevoerde 359a-verweer niet kan leiden tot de conclusie dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard.