12 mrt 2025
Twee vastgoedondernemers Noordwijk niet onrechtmatig behandeld
Rb. Den Haag 12 Maart 2025, IEF 22608; ECLI:NL:RBDHA:2025:3453 (Eisers tegen gedaagden). Eisers zijn twee vastgoedondernemers, van wie één jarenlang wethouder is geweest van de gemeente. Zij hebben samen een lokale partij in Noordwijk opgericht. Drie oud-wethouders, een voormalig ambtenaar en een voormalig gemeenteraadslid zijn de gedaagden. In opdracht van de toenmalige burgemeester maakte een ambtenaar eind 2018 een document over ondermijning in de lokale democratie. In het document wordt met name een van de vastgoedondernemers in verband gebracht met verwijtbare ondermijning. Voor het document baseerde de voormalige ambtenaar zich onder meer op eerder verschenen rapporten en krantenartikelen en nam hij interviews af met vier (oud-)wethouders.. Het document is daarna door de burgemeester vertrouwelijk doorgestuurd naar de waarnemend gemeentesecretaris en is door één van de gedaagden, die op dat moment ook Statenlid was, in verkorte vorm gedeeld met een aantal commissieleden van Provinciale Staten. De gemeente heeft het document en aanverwante stukken in 2021 geanonimiseerd en met gedeeltelijk zwartgemaakte passages openbaar gemaakt na een WOB-verzoek van de vastgoedondernemers.
De vastgoedondernemers vinden dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door in het geheim een 'zwartboek' over hen te schrijven en te verspreiden. Het document is een vooringenomen afrekening met politieke tegenstanders en de inhoud is in strijd met de waarheid, vinden ze. Er heeft volgens hen geen onafhankelijk feitenonderzoek en geen wederhoor plaatsgevonden. De gedaagden betwisten dit. Zij vinden dat het document een inventarisatie is van ondermijning in de gemeentepolitiek en van de actoren die daarbij een rol spelen. Het document is op verzoek van de toenmalig burgemeester samengesteld, was enkel bedoeld voor intern gebruik en is grotendeels op openbare bronnen gebaseerd. Voor zover het de meningen en ervaringen van de betrokken wethouders betreft, geldt dat zij deze in vertrouwen hebben geuit.
De rechtbank oordeelt onder meer dat een groot deel van de uitingen in het document terug te voeren is op perspublicaties en twee eerder gepubliceerde onderzoeksrapporten. Verder betreft het vooral de meningen, conclusies en ervaringen van drie oud-wethouders. Deze zijn per definitie subjectief maar worden in het document als feitelijkheden gepresenteerd. Verder zijn de bewoordingen en kwalificaties in het document geregeld sterk gekleurd. Zo staat niet vast dat sprake is van een strafrechtelijk verwijtbare ondermijning, maar wordt dit in het document wel geïmpliceerd en met name een van de ondernemers wordt hiermee in verband gebracht. Dit alles maakt het een onevenwichtig, gebrekkig en sterk gekleurd document, oordeelt de rechtbank. Dat is een inbreuk op het recht op eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de vastgoedondernemers. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat het recht op de vrijheid van meningsuiting in deze zaak zwaarder weegt. De rechtbank vindt het daarbij van belang dat (anders dan de ondernemers hadden gesteld) de toenmalige burgemeester de opdracht tot het opstellen van het document heeft gegeven en daartoe ook bevoegd was. Het document moest hem ondersteunen bij zijn wettelijke taak als hoeder van de bestuurlijke integriteit van de gemeente Noordwijk. De uitlatingen van de oud-wethouders gingen over politieke onderwerpen, namelijk mogelijke integriteitsschendingen en ondermijning in de lokale democratie. Dergelijke uitlatingen verdienen een hogere mate van bescherming dan uitlatingen over niet-politieke onderwerpen. Ook was het document bedoeld voor interne beraadslaging en niet voor de openbaarheid.
Een van de gedaagden heeft het document in verkorte vorm gezonden aan een commissie van de Provinciale Staten van Zuid-Holland. Die gedaagde was toen zelf ook Statenlid. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde dit mocht doen. De rechtbank oordeelt dat de Provinciewet bescherming biedt aan leden van het provinciebestuur voor wat betreft het overleggen van een document. Alles overwegende oordeelt de rechtbank dat de vastgoedondernemers niet onrechtmatig zijn behandeld. Alle vorderingen van de vastgoedondernemers worden afgewezen.
4.19. Het document is mede tot stand gekomen op basis van uitlatingen van (oud-) wethouders van Noordwijk aan [gedaagde 3] over politieke onderwerpen, namelijk mogelijke integriteitsschendingen en ondermijning van de lokale democratie. Dergelijke uitlatingen verdienen een hogere mate van bescherming dan uitlatingen over niet-politieke onderwerpen. Daarbij komt dat een groot maatschappelijk belang is gediend met het bestrijden van integriteitsschendingen en ondermijning van de lokale democratie.
4.20. Voor een feitelijke toetsing van de naar hun aard subjectieve ervaringen en belevingen van de door [gedaagde 3] geïnterviewde (oud-)wethouders is geen plaats. Het document was juist bedoeld om deze ervaringen en belevingen te inventariseren.
4.21. Wat de verdere feitelijke juistheid en de ernst van de beschuldigingen betreft geldt dat het document deels is gebaseerd op openbare bronnen (de twee onderzoeken en andere perspublicaties). In zoverre bevat het document geen nieuwe verwijten aan [eiser 1] c.s.
Voor zover in het document met name [eiser 1] in verband wordt gebracht met criminele activiteiten (“maffiapraktijken” en “Witte boorden-onderwereld”) is dat een ernstige beschuldiging.