DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 1 december 2011
IEF 10610
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Uitbreiding van de disclaimer

Vzr. Rechtbank Amsterdam 1 december 2011, LJN BU6536 (eisers tegen IDTV Film b.v.)

In navolging van IEF 10421. Twee van de ontvoerders van Heineken hebben in kort geding een uitbreiding gevorderd van de tekst die voorafgaand aan de bioscoopfilm “De Heinekenontvoering” is te zien. Drie met name genoemde passages willen zij expliciet als fictie bestempeld zien.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft de eis afgewezen. Uitgangspunt is dat een verfilming van een historische gebeurtenis op een mengeling van feiten en fictie mag berusten. Alleen indien de fictieve elementen ernstige reputatieschade opleveren, zou dit aanleiding kunnen zijn tot het treffen van maatregelen. Ten aanzien van twee van de drie scènes is overwogen dat de fictieve elementen niet zo ver van de werkelijkheid afstaan dat hierdoor de belangen van eisers zwaarder zouden moeten wegen dan die van de filmmaatschappij. Ten aanzien van de derde scène is overwogen dat de filmmaatschappij expliciet heeft erkend dat een van de eisers zijn vriendin niet heeft mishandeld en dat die scène dus op fictie berust. Door die erkenning is voldoende aan de belangen van de desbetreffende eiser tegemoet gekomen.

Disclaimer hoeft niet te worden aangepast, noch hoeft niet langer te worden getoond.

4.4.  Over de drie gewraakte passages (zie 3.2) is de voorzieningenrechter het volgende van oordeel:

het gebruik van vuurwapens bij de daadwerkelijke ontvoering
IDTV heeft onder meer aan de hand van het boek van [naam 6] (“De ontvoering van Alfred Heineken”, in het geding gebracht als productie 1) en aan de hand van een aantal processen-verbaal van politie (in het geding gebracht als producties 3 tot en met 7) voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontvoerders beschikten over vuurwapens en dat die wapens veelvuldig zijn gebruikt, althans dat daarmee is gedreigd. Mocht juist zijn dat, zoals [eiser 1] en [eiser 2] stellen, bij de daadwerkelijke ontvoering van Heineken geen gebruik is gemaakt van vuurwapens, terwijl in de film is te zien dat Heineken op dat moment van nabij een machinegeweer op zich gericht krijgt, dan is hier sprake van een fictief element, maar dit rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het toewijzen van de vordering. Tegen de aanwezigheid van en de dreiging met vuurwapens in andere scènes van de film hebben [eiser 1] en [eiser 2] immers geen bezwaar gemaakt. Het gebruik van een wapen bij de daadwerkelijke ontvoering kan dan ook geacht worden te vallen onder de artistieke vrijheid van de filmmaker en staat niet zo ver af van de werkelijkheid dat de belangen van [eiser 1] en [eiser 2] hierdoor op een ernstige wijze worden aangetast, althans op een wijze dat dit expliciet in de disclaimer zou moeten worden opgenomen.

het schieten op de taxichauffeur
In de film wordt geschoten op een taxi die de ontvoerders achtervolgt. Allereerst kan niet worden vastgesteld dat ofwel [eiser 1] ofwel [eiser 2] degene is die in de film het schot lost, omdat de schutter onherkenbaar is. Evenmin kan worden gezegd of (in de film) het schot is gericht op de taxichauffeur of op de koplampen van de taxi. De kijker ziet alleen dat de koplamp wordt getroffen. Mocht juist zijn dat, zoals [eiser 1] en [eiser 2] stellen, in werkelijkheid ten tijde van de ontvoering niet op een taxi is geschoten, doch enkel is gedreigd met een vuurwapen in de richting van een taxi, dan geldt ook hier dat sprake is van een fictief element dat toewijzing van de vordering niet rechtvaardigt. Of nu gedreigd wordt met een vuurwapen of daadwerkelijk wordt geschoten, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de artistieke vrijheid van de filmmaker. Ook hier kan in het licht van alle feiten en omstandigheden worden gezegd dat het fictieve element niet zo ver van de werkelijkheid afstaat dat de belangen van [eiser 1] en [eiser 2] op een ernstige wijze worden aangetast.

de mishandeling van de vriendin van [eiser 2]
IDTV heeft erkend dat in de film de suggestie wordt gewekt dat de vriendin van [eiser 2] (die in de film is te zien met een opgezwollen oog) door [eiser 2] is mishandeld. Daarnaast heeft IDTV erkend dat dit een fictieve verhaallijn betreft. Voor zover IDTV weet is de vriendin van [eiser 2] in werkelijkheid niet door hem mishandeld. De voorzieningenrechter overweegt hierover dat ook dit fictieve element toewijzing van de vordering niet rechtvaardigt. IDTV heeft in dit verband terecht aangevoerd dat een groot aantal publicaties in de media (mede naar aanleiding van een kort geding dat is aangespannen door een van de andere ontvoerders) het fictieve karakter van de film benadrukt. Met de erkenning die IDTV in dit kort geding heeft gedaan (te weten dat [eiser 2] zijn vriendin niet heeft mishandeld) wordt in het licht van alle feiten en omstandigheden voldoende aan de belangen van [eiser 2] tegemoetgekomen. Van belang is verder dat dit fictieve element, zonder afbreuk te doen aan de ernst ervan, gezien andere gewelddadigheden in de film die op het conto van de ontvoerders worden geschreven en waartegen [eiser 2] geen bezwaar heeft gemaakt, niet zo bijzonder is dat het een geheel ander licht op de persoon van [voornaam eiser2] werpt. Het fictieve element tast zijn reputatie niet verder aan.

4.5.  De conclusie tot zover is dat de tekst van de disclaimer naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet behoeft te worden aangepast.

4.6.  Vervolgens ligt de vraag voor of de wijze waarop die disclaimer wordt getoond voldoet. De voorzieningenrechter is hierover van oordeel dat de disclaimer redelijk kort in beeld is en dat ook de wijze waarop de tekst van het doek oplicht ertoe kan leiden dat het gemiddelde publiek de boodschap niet meteen oppikt. Desalniettemin zal IDTV er in dit kort geding niet toe worden veroordeeld de disclaimer langer of op een andere wijze te tonen.