DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 23 januari 2020
IEF 18967
Hof 's-Hertogenbosch ||
7 jan 2020
Hof 's-Hertogenbosch 7 jan 2020, IEF 18967; ECLI:NL:GHSHE:2020:5 (Kunstenares tegen Priveekollektie), https://ie-forum.nl/artikelen/verkoop-losse-onderdelen-kunstwerk-door-galerie-onrechtmatig

Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert, Leeway.

Verkoop losse onderdelen kunstwerk door galerie onrechtmatig

Hof 's-Hertogenbosch 7 januari 2020, IEF 18967; ECLI:NL:GHSHE:2020:5 (Kunstenares tegen Priveekollektie) Appellante is kunstenares. Een van haar werken is de ‘Light Blub Chandelier’, bestaande uit lichtgevende geblazen hangende blubs en een armatuur. De Chandelier wordt op basis van een agentuurovereenkomst eind 2018 door galerie Priveekollektie tentoongesteld op een internationale designbeurs. Er ontstaat ruzie en de Chandelier wordt teruggestuurd. Later blijkt dat een aantal blubs ontbreekt. Deze blubs zijn zonder overleg verkocht als een kleinere Chandelier. Priveekollektie betoogt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van schending van de persoonlijkheidsrechten van de kunstenares, maar maakt daarbij geen onderscheid tussen sub c (wijziging werk) en d (aantasting) van art. 25 lid 1 Aw. De losse onderdelen zouden eenvoudig na te bestellen zijn en tevens zou er geen auteursrecht rusten op de Chandelier. Er wordt geoordeeld dat zonder nadrukkelijke toestemming Priveekollektie geen kleinere Chandelier had mogen maken. Dat zij dit wel hebben gedaan maakt inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenares in de zin van art. 25 lid 1 sub c. Daarbij wordt ook opgemerkt dat, anders dan Priveekollektie betoogd, er wel degelijk auteursrechten rusten op het kunstwerk, overeenkomstig artikel 10 Aw. De originele (minimale) verkoopprijs van 125.000 dollar in overweging nemende, wordt er een totale schadevergoeding van 5000 euro toegewezen voor de 5 ontbrekende blubsper. Het eerdere vonnis wordt op enkele punten vernietigd en op andere punten bekrachtigd. 

De kunstenares heeft op een aantal punten de waarheidsplicht op grond van art. 21 geschonden. Zo heeft ze gesteld dat zij de productiekosten van de blubs zou hebben betaald en ondanks de door PriveeKollektie overgelegde verklaringen dat dit niet juist was, geen openheid van zaken gegeven over de vraag of de facturen daadwerkelijk voldaan waren en op welk tijdstip.
Voorts heeft de kunstenares pas ten tijde van pleidooi toegegeven dat Kaufman, de door haar opgevoerde pseudo-koper, niet bestond.
“Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht”.
De kunstenares wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, alsook wegens de schending van artikel 21 Rv, in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

7.7. Het hof behandelt vervolgens grief VI van het incidenteel hoger beroep. Deze grief is gericht tegen de veroordeling van Priveekollektie tot betaling van € 5.000,00 ten titel van schadevergoeding (beslissing kantonrechter 3.4). Priveekollektie betoogt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een verminking/vernieling van de Chandelier. Op de Chandelier rust geen auteursrecht, en subsidiair is er geen sprake van vernieling. De Chandelier bestaat uit onderdelen, light blubs, die eenvoudig na te bestellen zijn, aldus Priveekollektie.

Het hof beoordeelt deze grief als volgt. De kantonrechter heeft onder rov. 4.34 van het tussenvonnis van 4 juni 2015 weliswaar overwogen dat niet is weersproken dat de Chandelier met zijn hangende en losse blubs een auteursrechtelijk beschermd werk is maar dat de grondslag voor de toewijzing van de hier aan de orde zijnde veroordeling is gelegen in het feit dat Priveekollektie niet zonder de nadrukkelijke toestemming van [appellante] een nieuwe, veel kleinere Chandelier mocht laten maken en verkopen. Hierdoor heeft Priveekollektie inbreuk gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van [appellante] .

Het hof stelt vast dat de gegeven toelichting op deze grief, gericht op de vernieling van de Chandelier, de hiervoor genoemde overwegingen van de kantonrechter, het zonder toestemming laten maken van een nieuwe, veel kleinere Chandelier, niet weerspreekt. De grief faalt reeds om deze reden.

Ten overvloede overweegt het hof dat naar zijn oordeel de light blub en de Chandelier auteursrechtelijk beschermde werken zijn, overeenkomstig artikel 10 Aw. De werken bezitten een eigen oorspronkelijk karakter en dragen het stempel van de maker. Het zonder overleg met en toestemming van [appellante] samenstellen van een kleinere Chandelier is een wijziging van het werk waar zij zich gelet op artikel 25 sub c Aw tegen kan verzetten. Van een situatie waarbij dit verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid, is geen sprake. Daarbij weegt het hof nog het volgende mee:

- [appellante] was niet alleen maker, maar ook eigenaar van de blubs en de Chandelier. In eerste aanleg was daar nog discussie over, maar Priveekollektie heeft geen bezwaar aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter dat de gestelde verkoop van blubs van [appellante] aan Priveekollektie niet is vast komen te staan;

- Priveekollektie had in december 2008 weliswaar aan [appellante] laten weten dat als de Chandelier niet verkocht zou worden, deze voor kleinere opdrachten zou worden opgedeeld en samengesteld ‘in overleg met jou natuurlijk’, maar Priveekollektie heeft bij het samenstellen en de verkoop van de kleine Chandelier volledig buiten [appellante] om gehandeld en haar er ook niet achteraf over geïnformeerd;

- dit klemt te meer nu de verkoop van de door Priveekollektie samengestelde kleine Chandelier plaatsvond nadat partijen eind januari 2009 ruzie hadden gekregen (verkoop volgens Priveekollektie in februari 2009, MvA punt 107).

Deze inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [appellante] maakt Priveekollektie jegens haar schadeplichtig. De onderhavige vordering heeft de kantonrechter dan ook terecht toegewezen.

Priveekollektie heeft nog aangevoerd dat de door de kantonrechter bepaalde schadevergoeding van € 5.000,00 te hoog is omdat de vijf lampen voor € 500,00 per stuk kunnen worden nabesteld. Daarmee gaat Priveekollektie er naar het oordeel van het hof ten onrechte aan voorbij dat Priveekollektie het werk in gewijzigde vorm heeft verkocht, en dat deze verkoop niet wordt teruggedraaid. Het hof verenigt zich met het door de kantonrechter vastgestelde schadevergoeding van € 5.000,00 vanwege de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [appellante] , waarbij het hof ook acht heeft geslagen op de vraagprijs van de Chandelier van minstens 125.000 dollar. Deze grief slaagt ook om deze reden niet.