14 aug 2019
Uitspraak ingezonden door Timme Geerlof, Windt Le Grand Leeuwenburgh.
Vordering tot zekerheidsstelling afgewezen
Rechtbank Den Haag 14 augustus 2019, IEF 18656; C/09/575398 (LRC Products tegen Ocean Company Afrique) In deze bodemprocedure tussen een eiseres uit het Verenigd Koninkrijk, LRC Products en gedaagde Ocean Company Afrique uit Senegal, stelt eiseres een eis in de hoofdzaak in en werpt zij een cautie-incident ex art. 224 Rv. Op grond van art. 224 Rv staat de vordering tot zekerheidsstelling slechts open voor een partij jegens wie en niet door wie een vordering wordt ingesteld bij de Nederlandse rechter. De vordering wordt afgewezen.
3.1. Artikel 224 lid 1 Rv bepaalt dat allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen (...), verplicht zijn op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij zouden kunnen worden veroordeeld.
3.2. Uit deze wetsbepaling volgt dat een vordering tot zekerheidstelling als bedoeld in artikel 224 lid I Rv slechts, voor zover hier van belang, openstaat voor de partij jegens wie bij een Nederlandse rechter een vordering wordt ingesteld, indien diens wederpartij (de partij die de vordering in Nederland instelt) geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Nu LRC zelf een vordering instelt kan zij niet van de door haar gedaagde buitenlandse partij zekerheidstelling verlangen. De incidentele vordering van LRC Products wordt dan ook afgewezen.