DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 22 oktober 2024
IEF 22314
HvJ EU ||
19 sep 2024
HvJ EU 19 sep 2024, IEF 22314; ECLI:EU:C:2024:765 (Parfümerie Akzente tegen KTF), https://ie-forum.nl/artikelen/vragen-aan-het-hvj-eu-over-taal-van-etiketten-op-zweedse-cosmetica

Vragen aan het HvJ-EU over taal van etiketten op Zweedse cosmetica

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 19 september 2024, IEF 22314, IEFbe 3809; ECLI: ECLI:EU:C:2024:765 (Parfümerie Akzente tegen KTF). Parfümerie Akzente is een Duitse onderneming die via haar website haarverzorgingsproducten en andere cosmetische producten promoot en verkoopt in Zweden. KTF is invoerder van hygiëneproducten. Zij hebben tegen Parfümerie Akzente een vordering ingesteld wegens oneerlijke handelspraktijken. Parfümerie Akzente zou namelijk cosmetische producten op de markt aanbieden en verkopen zonder Zweeds etiket. Dit mag niet volgens de Zweedse wet. Parfümerie Akzente ontkent dit niet, maar meent dat ze volgens de Richtlijn inzake elektronische handel (2000/31, hierna: Richtlijn) alleen de regels van het land waar ze gevestigd zijn hoeven te volgen. Als de bepaling in de Zweedse wet zo wordt uitgelegd dat een buitenlandse ondernemer zijn diensten vrij in Zweden mag aanbieden zonder dat de Zweedse regels dit beperken, zou dit in lijn zijn met het eDate Advertising arrest. zou betekenen dat buitenlandse bedrijven in Zweden dezelfde vrijheid hebben als in hun eigen land, zolang ze de regels van hun eigen land volgen. Deze uitlegging zou echter afbreuk kunnen doen aan andere richtlijnen. De verwijzende rechter stelt daarom vier vragen over de uitlegging van artikel 2 en artikel 3 van de Richtlijn inzake elektronische handel aan het HvJ-EU.

Met zijn tweede tot en met vierde vraag wil de rechter in wezen weten of artikel 2, onder h), i), tweede streepje, van Richtlijn 2000/31 zo moet worden geïnterpreteerd dat het begrip "gecoördineerde gebied" ook betrekking heeft op de etiketteringsvoorschriften voor producten online worden gepromoot en verkocht. Dit geldt in het bijzonder wanneer deze voorschriften door de lidstaat worden opgelegd waarin de consumenten zich bevinden, en waar de onlineverkoop op is gericht. Het hof legt uit dat het “gecoördineerde gebied”, waar de bepalingen van de Richtlijn effect op hebben, niet betrekking heeft op de vereisten die over etikettering worden gesteld door de lidstaat waar de consumenten zich bevinden. Er staat namelijk in de Richtlijn dat vereisten die de lidstaten stellen met betrekking tot de goederen als zodanig, niet in het "gecoördineerde gebied" vallen. Artikel 2, onder h), van de Richtlijn moet daarom worden uitgelegd dat het "gecoördineerde gebied" niet van toepassing is op etiketteringsvereisten die door de lidstaat worden opgelegd aan een dienstverlener van de informatiemaatschappij voor producten die hij promoot en verkoopt op zijn website, gericht op consumenten in die lidstaat.

29. Met zijn tweede tot en met vierde vraag, die als eerste en gezamenlijk dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 2, onder h), i), tweede streepje, van richtlijn 2000/31 aldus moet worden uitgelegd dat het „gecoördineerde gebied” zich uitstrekt tot vereisten die inzake de etikettering van producten die een dienstverlener van de informatiemaatschappij promoot en verkoopt op zijn website, worden gesteld door de lidstaat waar zich de consumenten bevinden op wie die onlineverkoopactiviteiten zijn gericht, op grond dat die vereisten, die voortvloeien uit de uitvoering van sectorspecifieke Uniewetgeving waaraan het in de handel brengen en de levering aan de eindgebruikers van de betrokken producten moeten voldoen, een nevenaspect vormen van en onlosmakelijk verbonden zijn met de onlinepromotie en ‑verkoop van die producten.

30. Richtlijn 2000/31 berust blijkens overweging 24 ervan op de regel dat diensten van de informatiemaatschappij aan de bron worden gecontroleerd. Hieruit volgt ten eerste dat volgens artikel 3, lid 1, van deze richtlijn „[iedere] lidstaat [ervoor zorgt] dat de diensten van de informatiemaatschappij die worden verleend door een op zijn grondgebied gevestigde dienstverlener voldoen aan de in die lidstaat geldende nationale bepalingen die binnen het gecoördineerde gebied vallen”. Ten tweede bepaalt dit artikel 3 in lid 2 dat „[de] lidstaten [...] het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, niet [mogen] beperken om redenen die vallen binnen het gecoördineerde gebied”. Lid 4 van dat artikel 3 biedt de lidstaten evenwel de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden „maatregelen [te] nemen om voor een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij van lid 2 af te wijken”.