Wouter Pors - Het wetsvoorstel bescherming bedrijfsgeheimen - ruimte voor verbetering
W. Pors, Het wetsvoorstel bescherming bedrijfsgeheimen – ruimte voor verbetering, IE-Forum 17444. De Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen moet op 9 juni 2018 overal in de Europese Unie geïmplementeerd zijn. De Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen is een politiek compromis op EU- niveau. De discussie betrof met name de vraag of bedrijfsgeheimen op dezelfde wijze behandeld dienen te worden als de (andere) IE-rechten, zoals artikel 1 lid 2 TRIPs-overeenkomst voorschrijft, of in ieder geval een gelijkwaardige bescherming zouden moeten krijgen, dan wel of zij gezien moeten worden als een zwakker recht met minder vergaande handhavingsmogelijkheden. Hierover kon geen overeenstemming worden bereikt. Hoewel artikel 1 lid 2 TRIPs simpelweg zegt “”intellectual property" refers to all categories of intellectual property that are the subject of Sections 1 through 7 of Part II” en daarmee ook artikel 39, dat gaat over de bescherming van bedrijfsgeheimen bestrijkt, begint dat artikel zelf met de eis dat WTO-leden bedrijfsgeheimen moeten beschermen “in the course of ensuring effective protection against unfair competition” als bedoeld in artikel 10bis van het Unieverdrag van Parijs, wat zou kunnen wijzen op een meer relatief recht.
Dit verschil was vooral van belang voor de vraag of de Handhavingsrichtlijn van toepassing zou moeten zijn op de bescherming van bedrijfsgeheimen. Sommige EU-Lidstaten waren daar voorstander van, andere juist verklaard tegenstander. Daarom is in artikel 1 lid 1, tweede volzin, van de Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen opgenomen dat met name de bepalingen waarin de beperkingen op de beschermingsomvang van bedrijfsgeheimen zijn opgenomen volledige harmonisatie vormen waarvan de Lidstaten bij de implementatie niet mogen afwijken, maar dat de bepalingen over de handhaving van bedrijfsgeheimen (“de bescherming tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen”) minimumharmonisatie vormen. De Richtlijn bepaalt expliciet dat de Lidstaten bij de invoering van een handhavingsregime voor bedrijfsgeheimen verder mogen gaan dan de minimumvoorschriften van de Richtlijn. 3
De Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen bevat een eigen systeem van handhaving waarover de Lidstaten overeenstemming konden bereiken. Dit bestaat uit een belangrijk deel van de handhavingsmiddelen van de Handhavingsrichtlijn, met twee belangrijke uitzonderingen: het bewijsbeslag en de redelijke en evenredige proceskostenveroordeling. Daarnaast zijn ook nog enkele onderwerpen geregeld die in de Handhavingsrichtlijn niet voorkomen, namelijk de verjaring van rechtsvorderingen (artikel 8) en het bewaren van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen tijdens gerechtelijke procedures (artikel 9).
(...dit artikel is sterk ingekort, klik hier voor het volledige artikel...)
Conclusie De Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen zorgt voor een wezenlijke verbetering van de bescherming van bedrijfsgeheimen in de hele Europese Unie, al kleven er met name voor wat betreft de uitzonderingen op de bescherming ook nog wel wat gebreken aan. Met betrekking tot de instrumenten voor de handhaving van bedrijfsgeheimen kon op het niveau van de Europese Unie geen overeenstemming worden bereikt over toepasselijkheid van de Handhavingsrichtlijn. De instrumenten waarover wel overeenstemming kon worden bereikt staan dan ook in de Richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen zelf, maar de Lidstaten mogen op dit punt verder gaan. Die kans heeft de Nederlandse regering met het Wetsvoorstel bescherming bedrijfsgeheimen gemist, met name voor wat betreft het bewijsbeslag en de redelijke en evenredige proceskostenvergoeding. Een gemiste kans van andere orde is om de bescherming van vertrouwelijke in formatie in procedures voor alle typen geschillen beschikbaar te maken. Daarnaast zit het wetsvoorstel rommelig in elkaar, omdat de bescherming over verschillende wetten verspreid wordt. Als bedrijfsgeheimen alsnog zouden worden opgenomen in de lijst van artikel 1019 Rv en het voorgestelde artikel 1019ib Rv zou worden vernummerd tot artikel 28a Rv, zou de nu voorgestelde Titel 15A van Boek 3 Rv geheel achterwege kunnen worden gelaten. Dat zou de handhaving van intellectuele eigendomsrechten een stuk helderder maken.
Wouter Pors