DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 31 mei 2006
IEF 2136
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Zie bericht hieronder

wembley
Dit is fragment nummer 147 van het boek "Wembley" van Richard Osinga.
'Ik droom dat ik terugben in mijn dorp, bij mijn familie,' zegt ze. 'Mijn zoon speelt met de andere jongens. Hij is vrolijk. Ik ga met de vrouwen naar de put. We halen water. Blijven langer dan nodig is, praten met elkaar over de mannen. Die zitten vanuit de schaduw van de grote boom naar ons te kijken. Zij lachen ook en zij praten over ons. Ik weet dat het geen droom is, het is een realiteit, alles is zoals het werkelijk is, behalve een ding: Gerben en ik zijn daar niet. We zijn hier.' Ze lacht, wil niet bedroefd lijken. Niemand wil bedroefd lijken. We lachen allemaal.

Ik wil haar opvrolijken. Neem een van de lange dunne pepers in mijn handen. 'Die heb ik gemist. De Nederlanders zijn zo rijk, maar het enige dat ze eten zijn hun slappe broodjes zonder smaak.'
'Wat mis je nog meer?' vraagt ze. Het is geen rare vraag, maar niemand heeft hem eerder gesteld. We missen allemaal dezelfde dingen, maar we hebben het er niet over.
wembley
Dit is fragment nummer 147 van het boek "Wembley" van Richard Osinga.
'Ik mis mijn vrienden,' zeg ik. En Dioudi mis ik ook, voeg ik in gedachten toe. 'Thuis was ik nooit alleen. Manu, Geoffroy, Djembé; ze zijn er altijd. Bij de rivierbedding achter de markt, op de binnenplaats van het café van oom Tivu, aan de Avenue de la Grande Inondation. Je vond elkaar zo en dan zat je te praten tot de dag voorbij was. We deden niet veel, we praatten, we lachten, we droomden over wat we zouden doen als we in Europa waren. Hier zijn de mensen er nooit of ze zijn ergens mee bezig, hebben nooit tijd.' De enige die er altijd is, is Aleida, denk ik, maar die is nu met haar tipo tipo, haar Ba Ndibo.
Felice neemt een slok van haar thee. De tafels in het café zijn dunner en kleiner dan in de sportkantines die ik ken, de stoelen zijn van dunne gebogen buizen, bij onze thee krijgen we een heel klein koekje dat in een glimmend papiertje verpakt is. Een hap en het is weg. De serveerster heeft twee glazen heet water en een gevlochten mand vol papieren zakjes met thee voor ons neergezet. Felice heeft een paars zakje gepakt, ik een rode – thee die smaakt zoals het bed van Youssou ruikt.
'Hoe is het met Gerben?' vraag ik. De naam blijft bijna steken in mijn keel.
'Goed. Hij heeft het nog vaak over je. Hij wil voetballer worden, net als Wembley. Hij wil bij een echte club.'
'Ik ben mijn belofte niet vergeten. Ik leer hem voetballen. Beter dan hij kan leren bij een echte club. We gaan gewoon samen naar een park. De hele dag tegen een bal aan trappen is de enige manier om het te leren. Daar heb je geen trainer voor nodig, of gekleurde hesjes, of lichtmasten.'
Felice glimlacht, de zon in haar tanden. Haar lach is de lach van Dioudi, van elke mooie vrouw. Als ze lacht begrijp ik pas hoe lang ik alleen ben. Hoe lang geleden en hoe ver weg Dioudi is.

Naar het begin - Doe mee - Lees verder >>