Gepubliceerd op donderdag 5 september 2024
IEF 22225
HvJ EU ||
5 sep 2024
HvJ EU 5 sep 2024, IEF 22225; ECLI:EU:C:2024:698 (Kwantum BV tegen Vitra Collections AG), https://ie-forum.nl/artikelen/a-g-reciprociteitsclausule-berner-conventie-niet-toepasbaar-onder-unierecht

Uitspraak ingezonden door Allard Ringnalda & Sven Klos, Klos cs.

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

Conclusie A-G HvJ EU 5 september 2024, IEF 22225; IEFbe 3778; ECLI:EU:C:2024:698 (Kwantum BV tegen Vitra Collections AG). Vitra Collections AG, een Zwitsers bedrijf dat designmeubelen produceert, claimt auteursrechten op de "Dining Sidechair Wood" (DSW), een stoel ontworpen door het Amerikaanse echtpaar Charles en Ray Eames. Kwantum Nederland BV en Kwantum België BV brachten een stoel op de markt onder de naam "Paris", waarvan Vitra stelt dat deze inbreuk maakt op hun auteursrechten. De rechtbank in Den Haag oordeelde aanvankelijk dat er geen inbreuk was [zie IEF 17352], maar het gerechtshof Den Haag vernietigde dit vonnis en oordeelde dat Kwantum wel inbreuk maakte op de auteursrechten van Vitra [zie IEF 19323]. Kwantum stelde in hoger beroep dat de reciprociteitsclausule van artikel 2 lid 7 van de Berner Conventie verkeerd was toegepast door het gerechtshof Den Haag. Vitra stelde daarentegen dat deze clausule helemaal niet van toepassing is. De Hoge Raad der Nederlanden legde prejudiciële vragen voor aan het Hof van Justitie van de EU over de toepasselijkheid van Unierecht en de reciprociteitsclausule uit de Berner Conventie [zie IEF 20984].

De A-G oordeelt dat de Europese richtlijn 2001/29, die de auteursrechten in de interne markt harmoniseert, ook van toepassing is op werken van toegepaste kunst die afkomstig zijn uit derde landen, zoals de Verenigde Staten. Hierdoor vallen deze werken onder dezelfde beschermingsregels als werken uit de EU, zonder dat er onderscheid wordt gemaakt op basis van het land van herkomst. Het toepassen van de reciprociteitsclausule uit de Berner Conventie, die voorziet in een afwijkende behandeling van werken afhankelijk van de bescherming in hun land van oorsprong, is volgens de A-G niet toegestaan onder het Unierecht. Dit zou de uniforme bescherming van auteursrechten binnen de EU verstoren en tot inconsistenties leiden tussen de lidstaten. De Berner Conventie geeft landen weliswaar de vrijheid om bepaalde werken op meerdere manieren te beschermen, maar verplicht hen daar niet toe. Daarom is het weglaten van de reciprociteitsclausule in overeenstemming met de doelen van de Conventie. Kortom, de lidstaten mogen de reciprociteitsclausule niet toepassen en moeten de richtlijn 2001/29 volgen, die voorziet in een uniforme bescherming van auteursrechten binnen de EU, ongeacht de oorsprong van het werk.

52.      Voor zover artikel 2, onder a), en artikel 4 van richtlijn 2001/29 zonder voorbehoud van toepassing zijn op werken van toegepaste kunst, kunnen de lidstaten voorts de reciprociteitsclausule niet toepassen met betrekking tot de door deze bepalingen geharmoniseerde rechten, zonder daaraan afbreuk te doen. Zoals het Hof reeds eerder heeft verklaard, wordt de Uniewetgever door het vaststellen van deze richtlijn geacht de bevoegdheden te hebben uitgeoefend die voordien toevielen aan de lidstaten op het gebied van intellectuele eigendom. Binnen de werkingssfeer van genoemde richtlijn moet de Unie worden geacht zich in de plaats te hebben gesteld van de lidstaten, die niet meer bevoegd zijn om de relevante bepalingen van de Berner Conventie ten uitvoer te leggen.

88.      Gelet op al het voorgaande geef ik het Hof in overweging om de prejudiciële vragen van de Hoge Raad der Nederlanden als volgt te beantwoorden:

1)      Artikel 2, onder a), en artikel 4 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich ertegen verzetten dat de lidstaten de reciprociteitsclausule van artikel 2, lid 7, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, ondertekend te Bern op 9 september 1886 (Akte van Parijs van 24 juli 1971), in de versie die voortvloeit uit de wijziging van 28 september 1979, toepassen.

2)      Artikel 351, eerste alinea, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het een lidstaat niet toestaat om, in afwijking van de Unierechtelijke bepalingen, de thans in artikel 2, lid 7, van de Berner Conventie opgenomen reciprociteitsclausule toe te passen jegens de houder van de auteursrechten op een werk waarvan het land van oorsprong de Verenigde Staten van Amerika is.