AD moet artikel over Cool Cat rectificeren
Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:526 (Cool Cat B.V. tegen AD e.a.)
Mediarecht. Persvrijheid. Rectificatie. Onvoldoende steun in de feiten. Eigen verantwoordelijkheid journalist. AD heeft Cool Cat in verband gebracht met uitbuiting en kinderarbeid in Bangladesh, terwijl deze beschuldigingen onvoldoende steun vinden in het thans beschikbare feitenmateriaal. AD heeft zich verweerd dat de publicaties niet onrechtmatig zijn, omdat deze gebaseerd zijn op uitlatingen van de Minister. Echter, ook dan kan de zorgvuldigheid zich ertegen verzetten dat de feiten als vaststaand worden gepresenteerd, zeker als daarbij geen wederhoor is toegepast. De vordering tot rectificatie in de papieren krant is afgewezen, omdat de publicatie al van lang geleden dateert en omdat met aanvullende berichten de beschuldigingen in de papieren editie voldoende zijn rechtgezet. AD moet op haar website artikel over Cool Cat rectificeren.
4.10. De in het geding zijnde artikelen zijn grotendeels gebaseerd op uitlatingen van de Minister. Vast staat dat AD c.s. de publicaties aan haar heeft voorgelegd en dat deze door (de woordvoerder van) de Minister zijn geautoriseerd. Niet gesteld of gebleken is dat de Minister verkeerd geciteerd zou zijn. AD c.s. heeft terecht aangevoerd dat het haar vrij staat uitlatingen van een gezaghebbend ambtenaar/politicus te publiceren en ook dat zij in beginsel op die uitlatingen mag afgaan, waarbij slechts een beperkte onderzoeksplicht geldt. Bovendien waren soortgelijke uitlatingen al eerder in de media verschenen (zie 2.6). Dat neemt niet weg dat wanneer dergelijke uitingen ernstige beschuldigingen bevatten, de zorgvuldigheid zich ertegen kan verzetten dat de journalist deze uitlatingen als vaststaande feiten presenteert, zeker als daarbij geen wederhoor is toegepast. De journalist heeft daarin ook een eigen verantwoordelijkheid.
4.11. De bezwaren van Cool Cat zijn met name gericht op het verband dat wordt gelegd tussen haar onderneming en uitbuiting, onveilige arbeidsomstandigheden en kinderarbeid, alsmede op het gebruik van de term ‘zwarte lijst’.
Voor wat betreft dat laatste staat vast dat de Minister Cool Cat heeft geplaatst in een rijtje van ‘foute bedrijven’ die zaken doen met Bangladesh en het Veiligheidsakkoord nog niet hadden getekend. Dat het AD c.s. dit heeft gekwalificeerd als ‘Ploumen plaatst CoolCat op zwarte lijst’ kan tegen die achtergrond niet als onjuist of onrechtmatig worden aangemerkt, ook al heeft de Minister de term ‘zwarte lijst’ zelf niet gebruikt.
4.12. Dit is anders waar het de termen ‘kinderarbeid’ en ‘instortende fabrieken’ betreft. Niet in geschil is dat deze woorden door de Minister in relatie tot Cool Cat niet zijn gebruikt, maar dat deze afkomstig zijn uit de koker van AD c.s. zelf. Door het gebruik van deze termen suggereert AD c.s. op zijn minst dat (al dan niet ook volgens de Minister) kinderarbeid en onveilige situaties voorkomen in de fabrieken waarmee Cool Cat samenwerkt, terwijl dergelijke beschuldigingen geen steun vinden in de thans beschikbare feiten. AD c.s. heeft op dit punt niet alleen onvoldoende afstand genomen van de uitingen van de Minister, maar, integendeel, er zelf een schepje bovenop gedaan. Daarnaast heeft AD c.s. bij het artikel een foto geplaatst van een fabriek in Birma, een land waarmee Cool Cat niets te maken heeft, waarop te zien is dat jonge meisjes in een naaiatelier aan het werk zijn. Dit alles valt onder verantwoordelijkheid van AD c.s. en kan niet op conto van de Minister worden geschreven. Ook als in aanmerking wordt genomen dat koppen van krantenartikelen vaak ongenuanceerder zijn dan de artikelen zelf en dat de toon van het AD in de regel populair van aard is, is het in verband brengen van Cool Cat met kinderarbeid en uitbuiting, zonder dat dat voldoende steun vindt in de feiten, in beginsel onrechtmatig. Daarbij is van belang dat Cool Cat in de aanvankelijke publicatie niet in de gelegenheid is gesteld tot het geven van een weerwoord. Cool Cat heeft terecht gesteld dat enkel het inspreken van een voicemailbericht op de late zondagmiddag daartoe onvoldoende is. Het mag zo zijn dat dit toen het enige telefoonnummer was dat op een website van Cool Cat te vinden was, maar nu het voor AD c.s. uit de contacten met (de woordvoerder van) de Minister duidelijk moet zijn geweest dat in de publicatie ernstige beschuldigingen aan het adres van Cool Cat te verwachten vielen, had het op haar weg gelegen om Cool Cat in een eerder stadium te benaderen ofwel op zijn minst om te onderzoeken hoe aan het geven van wederhoor praktisch invulling kon worden gegeven. Hier heeft AD c.s. steken laten vallen. Weliswaar leidt het niet toepassen van wederhoor als zodanig niet zonder meer tot onrechtmatigheid van de betrokken publicatie, maar het is wel een van de factoren die bij de beoordeling daarvan een rol speelt.