Gepubliceerd op maandag 7 november 2005
IEF 1166
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrecht afdragen

30 300 VIII, nr. 51. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2006. Vastgesteld 31 oktober 2005.  De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen. De daarop door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.

225: Uit het jaarverslag van de Publieke Omroep over 2004 blijkt dat de Publieke Omroep in 2004 20.092.000 euro aan auteursrechten afdroeg. De post rechten bestaat onder meer uit de BUMA-rechten (17,1 miljoen euro) en Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (2,5 miljoen euro). Hoe verhoudt dit zich deze uitgavenpost tot het kabinetsstandpunt aangaande de regeling van de rechten voor distributie via de kabel (Kamerstuk 29 800 VIII, nr. 203)?

Voor de regeling van de rechten voor distributie via de kabel gold in 2004 nog de zogenoemde collectieve overeenkomst. Bij het sluiten van de collectieve auteursrechtovereenkomst in 1985 is afgesproken dat de Nederlandse publieke omroep voor de doorgifte van Nederland 1 en 2 (en later Nederland 3) geen auteursrechtelijke vergoeding vraagt aan de kabelexploitant voor de doorgifte van werken waarvan de omroepen zelf rechthebbenden zijn (zgn. eigen rechten). Het kabinetsstandpunt in het kader van distributie heeft eveneens betrekking op het vragen van auteursrecht voor werken waarop de Publieke Omroep zelf rechthebbende is. 

De Publieke Omroep is echter niet alleen rechthebbende op auteursrecht beschermde werken maar gebruikt ook beschermde werken van anderen. Aan derden die auteursrechten kunnen doen gelden op bijvoorbeeld programma-onderdelen die door de Publieke Omroep openbaar worden gemaakt, draagt de Publieke Omroep auteursrecht af.

1. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beleidsnotitie over universitair octrooibeleid, zoals aangekondigd bij de begroting van OCW 2004 (Kamerstuk 29 200 VIII)?

In de begroting OCW 2004 is met betrekking tot het universitaire octrooibeleid een aantal acties aangekondigd. Over de voortgang van deze acties is gerapporteerd in het Jaarverslag OCW 2004 (Kamerstuk 30 100, nr. 1). De actuele stand van zaken is als volgt:

- de VSNU is begin 2005 gestart met de activiteiten van het beoogde nationale netwerk van professionals die zich bezig houden met kennisbescherming en –exploitatie, met financiële ondersteuning van de ministeries van EZ en OCW;

- in het kader van het Actieplan Technopartner is door het ministerie van EZ in 2004 een stimuleringsregeling Kennisexploitatie (SKE) ingesteld, waarmee onder andere de octrooikosten van universiteiten (als participanten in zgn. kennisexploitatieverbanden) in aanmerking komen voor financiële ondersteuning;

- invoering van een “grace period”, dat is een periode na publicatie van onderzoekresultaten, waarbinnen de mogelijkheid van het verkrijgen van een octrooi blijft bestaan (in de huidige situatie vervalt met publicatie die mogelijkheid), is inmiddels in internationaal kader als principe aanvaard; de discussie spitst zich nu toe op de specifieke details (onder andere de duur van de periode).