Gepubliceerd op woensdag 11 januari 2006
IEF 1468
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrecht belicht

Rechtbank Haarlem, 9 november 2004, HA ZA 04-637. Brand en Van Egmond B.V. tegen Harco Loor-Design B.V. Geen auteursrechtelijke bescherming voor 'abstracte vormentaal', wel voor een een 'bepaalde vormentaal die in verschillende specifieke objecten is te vinden'.

Brand en Van Egmond brengen lichtobjecten in de handel die worden gekenmerkt door de toepassing van metalen draadstructuren in verschillende vormen en uitvoeringen en maken bezwaar tegen de lichtobjecten van Harco Loor die ook gekenmerkt worden door toepassing van metalen draadstructuren. Brand en Van Egmond beroepen zich tevergeefs op het auteursrecht.

Ter ondersteuning van haar vordering heeft Brand en Van Egmond een deskundigenrapport in het geding gebracht van Prof.Ir. J.J. Jacobs. "Het  onmiskenbaar is dat de lichtobjecten van Annet van Egmond een eigen en oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker Annet van Egmond dragen (...) In de voor dit geschil relevante lichtobjecten van Loor zijn naar mijn mening de oorspronkelijke trekken van de lichtobjecten van Annet van Egmond herkenbaar te vinden.”

Gedaagde Loor voert onder meer aan dat geen auteursrechtelijke bescherming toekomt aan een abstracte vormentaal, een bepaalde (persoonlijke) stijl of het idee van vervlechten van metaaldraad tot lichtobjecten. De Rechtbank is het hiermee eens en oordeelt dat voor bescherming slechts de concrete vormgeving zoals die zich manifesteert in specifiek aan te duiden objecten vatbaar is. De Rechtbank lijkt mee te gaan met het argument van Brand en Van Egmond dat die concrete vormgeving kan bestaan uit een bepaalde vorm (stijl?) van metaal die in verschillende specifieke objecten is terug te vinden. Volgens de Rechtbank moet niet noodzakelijkerwijs één lichtobject van Brand en Van Egmond worden vergeleken met één lichtobject van Loor, maar dat de verschillende objecten van Loor inbreuk kunnen maken op meerdere objecten van Brand en Van Egmond.

Omdat het 3D objecten betreft vindt de rechtbank dat een eventuele inbreuk vastgesteld moet worden door eigen waarneming en komt tot het oordeel dat de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. Totaalindrukken verschillen voldoende ('om te beginnen is het ritme van buigen anders).

De draden van de lampen van Harco-Loor zijn, ten opzichte van de lampen van het type Chandelier van Brand en Van Egmond dichter opeen gevlochten en in een ander ritme gebogen. Voorts valt in het bijzonder op het verschil in de ruimtelijkheid. Het gevlochten ritme in de lampen van Brand en Van Egmond zet zich niet alleen in het platte vlak, maar ook van buiten naar binnen voort, waardoor de gehele ruimte wordt gevuld en de driedimensionale vormgeving wordt benadrukt. De lampen van Harco Loor zijn daarentegen gevormd vanuit een platte tweedimensionaal gevlochten mat, die tot een bepaalde geometrische vorm is gebogen en daarvan in zekere zin de schil vormt (…)Tenslotte ogen de lampen van type Chandelier van Brand en Van Egmond robuuster, steviger, terwijl die van Harco Loor juist iets fragiels en lichts hebben.”

Op grond van de negatieve reflexwerking van de Auteurswet kan er volgens de rechtbank ook geen sprake zijn van slaafse nabootsing. Lees het vonnis hier. (Met dank aan Jolette Wiersema, DLA Schutgrosheide).

(De foto links: twee lampen van Brand en Van Egmond, rechts een lamp van Harco Loor.)