Gepubliceerd op maandag 27 september 2010
IEF 9118
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrechtelijke zin en onzin

Auteursrechtelijke zin en onzin. Kroniek van het auteursrecht in Nederland 2006-2010. (Eerder gepubliceerd in Auteurs & Media 2010/3, pp 246-251).

Prof. mr. H. Cohen Jehoram, emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam

In de onderhavige kroniek komen aan de orde: Toezicht op de beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, de Werkgroep Auteursrecht van de Tweede Kamer, Fair use, de zomerzotheidsarresten van de Hoge Raad over parfumgeur en verwatering van auteursrecht, auteursrecht op gesprekken en een botsing tussen auteursrecht en informatievrijheid, een unieke Nederlandse vrijgevigheid tegenover  op geluidsdragers vastgelegde Amerikaanse musici en de oplossing van het probleem van peer-to-peer uitwisseling van computerbestanden.” 

Enkele citaten: 
(…) “Ik zou hierbij willen opmerken dat moeilijk begrip opgebracht kan worden voor de gestelde voorwaarde dat marktpartijen - lees producenten - eerst nieuwe business modellen moeten hebben ontwikkeld voor licentiëring. De producenten zijn al vele jaren in gebreke gebleven om dergelijke modellen te ontwikkelen en niets duidt erop dat dit zal veranderen in de eerstvolgende jaren. Ook de Duitse regeling geldt zonder dat daar illusoire voorwaarden aan zijn gesteld.”

(…) “Onlangs heeft echter de minister van Justitie de Tweede Kamer laten weten dat de Commissie nu een consultatie is gestart met excepties in het auteursrecht in het licht van nieuwe technologische ontwikkelingen, en dat Nederland zich zal inspannen om de fair use exceptie bij de nieuwe Europese Commissie op de agenda te krijgen. De Commissie en de overige lidstaten kunnen zich de borst vast nat maken.

(…) “In zijn conclusie in de Scientology-zaak in 2005 schreef hij nog: ‘Waar het onderdeel stelt dat het auteursrecht slechts in exceptionele of zeer bijzondere gevallen zal moeten wijken voor de informatievrijheid van artikel 10 EVRM, gaat het uit van een onjuiste rechtsopvatting.’ Het gaat integendeel om een juiste rechtsopvatting. De Endstra-casus geeft het eerste Nederlandse voorbeeld van strijdigheid tussen auteursrecht en informatievrijheid.

(…) “De Nederlandse wetgever heeft in slaperigheid een kostbare fout gemaakt bij de vaststelling van de Wet Naburige Rechten uit 1993, zoals is gebleken uit het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2009 (Thuiskopie/Norma-Irda).  (…) De Raad voelde zich daartoe gedwongen door de letterlijke tekst van de wet. Het resultaat is dat vele miljoenen dollars in de schatkist van de Nederlandse rechtenorganisatie Thuiskopie wachten op claims van Amerikaanse op geluidsdragers vastgelegde musici, niet alleen voor het lopende jaar, maar ook voor de laatste vijf jaren. Het blijft wel de vraag of zij ooit van de vreemde Nederlandse situatie zullen horen.”

Lees het gehele artikel hier.