Gepubliceerd op woensdag 7 december 2016
IEF 16429
Rechtbank Noord-Nederland ||
Rechtbank Noord-Nederland , IEF 16429; ECLI:NL:RBNNE:2016:5067 (hoogleraar tegen inspecteur Belastingdienst Leeuwarden), https://ie-forum.nl/artikelen/auteursrechtroyalty-s-niet-vrijgesteld-van-omzetbelasting

Auteursrechtroyalty's niet vrijgesteld van Omzetbelasting

Rechtbank Noord-Nederland 22 november 2016, IEF 16429; ECLI:NL:RBNNE:2016:5067 (hoogleraar tegen inspecteur Belastingdienst Leeuwarden) idem ECLI:NL:RBNNE:2016:5068 IB/PVV. Royalty's uit auteursrechten vormen resultaat uit overige werkzaamheden. Hoogleraar aan UMC Groningen is (mede-)auteur van vaktechnische uitgaven en heeft hiervoor royalty's ontvangen, deze zouden zijn vrijgesteld ex artikel 11, lid 1, q wet Omzetbelasting. Tevergeefs beroep op vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel. De royalty's uit auteursrechten zijn een bron van inkomen. Dat eiser het beoogde voordeel niet zelf wilde houden, maar wilde laten toekomen aan de stichting, maakt het bronkarakter niet anders. Kostenvergoedingen van de Stichting zijn geen bron van inkomen.

Ten aanzien van de royalty’s
7.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het auteursrecht van toepassing is op de werken waarvoor de royalty’s zijn betaald. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn auteursrecht op de werken waarvoor de royalty’s zijn betaald aan de stichting, op de in de Auteurswet bedoelde wijze heeft overgedragen aan de stichting. Hiertoe overweegt de rechtbank dat van een zodanige overdracht niet blijkt uit enige akte als bedoeld in artikel 2 van de Auteurswet. De correspondentie en overeenkomsten met de uitgever en redacties van de werken (zie 1.11) kunnen, voor zover zij betrekking hebben op de hier in geschil zijnde jaren, naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet als dergelijke akten worden aangemerkt. In de eerste plaats regarderen zij niet de verhouding tussen eiser als overdragende auteur en de stichting als derde aan wie het auteursrecht wordt overgedragen, maar tussen de auteur dan wel de stichting enerzijds en de redactie of de uitgever anderzijds. In de tweede plaats kan uit de overeenkomsten slechts worden afgeleid dat hetzij de auteur, hetzij de stichting aan de redactie of uitgever toestemming geeft om een bepaald werk te exploiteren, en/of dat deze aan de redactie of uitgever de opdracht geeft om het daarmee samenhangende honorarium aan de stichting over te maken. Daaruit volgt niet of en in hoeverre eisers auteursrecht als zodanig is overgedragen aan de stichting. De overeenkomsten die zien op werken waaraan door de andere bestuursleden is bijgedragen, of op andere jaren dan hier in geschil zijn (zie de bijlagen 10 en 11 bij de brief van eiser van 8 februari 2016), werpen naar het oordeel van de rechtbank geen ander licht op het voorgaande. Het auteursrecht is naar het oordeel van de rechtbank dus achtergebleven bij eiser zelf.

7.2. Weliswaar is aannemelijk dat eiser beoogd heeft de opbrengsten aan de stichting over te dragen, en ook dat partijen zich dienovereenkomstig hebben gedragen, maar dat is onvoldoende voor de daadwerkelijke overdracht (in juridische zin) van het auteursrecht als zodanig aan de stichting, omdat niet de voor de overdracht vereiste levering bij akte heeft plaatsgevonden. Ten slotte is niet aannemelijk geworden dat eiser de werken heeft geschreven in het kader van een dienstbetrekking met de stichting (artikel 7 van de Auteurswet). Uit dit alles volgt dat de rechtbank, kijkend naar de auteursrechtelijke situatie, tot de conclusie komt dat het auteursrecht op de werken steeds bij eiser zelf (in persoon) heeft berust.

7.3. Ook het vermelde in het reglement (zie 1.4) maakt dit niet anders. Dit reglement regardeert wel (onder andere) de verhouding tussen eiser en de stichting, maar is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aan te merken als een akte als bedoeld in de Auteurswet. Het reglement bewerkstelligt immers niet dat het auteursrecht van eiser aan de stichting is overgedragen.

7.4. Ook indien de stichting op grond van het reglement aanspraak kan maken op (door)betaling van de royalty's, is er in fiscaalrechtelijke zin eerst sprake van een fiscaal genietingsmoment bij eiser zelf in persoon, omdat de royalty's voortvloeien uit het bij hem zelf berustende auteursrecht. Dat eiser er - om hem moverende redenen - voor heeft gekozen om de royalty’s te laten aan de stichting, doet daar niet aan af. Ook doet daaraan niet af, dat eiser, zelfs al zou hij dat willen, niet met succes de betaalde royalty's van de stichting zou kunnen (terug)vorderen, omdat het reglement daaraan in de weg staat. In fiscale zin heeft eiser de royalty's eerst genoten. Die interne afspraak (en de keuze om de inkomsten aan de stichting te laten) moet naar het oordeel van de rechtbank worden gezien als bestedingshandeling. Het feitelijk genieten van de inkomsten (door de stichting) volgt op het fiscale genieten (door eiser).

7.5. Ter zake van de genoten royalty’s uit auteursrechten is naar het oordeel van de rechtbank voorts sprake van een bron van inkomen voor eiser. Het te gelde maken van auteursrechten is naar zijn aard een bron van inkomen. Eiser heeft immers deelgenomen aan het economische verkeer met als oogmerk het behalen van voordeel, welk voordeel ook redelijkerwijs viel te verwachten. Dat eiser niet beoogde het voordeel voor zichzelf te houden, maar wilde laten toekomen aan de stichting, maakt het bronkarakter naar het oordeel van de rechtbank niet anders.