Gepubliceerd op donderdag 7 september 2006
IEF 2577
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Babyvoeding, werpexplosieven

fdpr.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-6/05. Def-Tec Defense Technology / OHMI - Defense Technology.

Oppositie op basis van een Amerikaans merk voor o.a. een niet-explosief verdedigingswapen in de vorm van een irriterend organisch gas in een spuitbus (klasse 13).

De oppositie wordt aanvankelijk toegewezen op grond van artikel 8, lid 3 Merkenverordening, dat bepaalt dat, na oppositie door de houder, de inschrijving van een merk wordt geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

De oppositie richt zich tegen de inschrijving van het beeldmerk First Defense Aerosol Pepper Projector, voor o.a. voedingsmiddelen voor baby’s, blanke wapenen, munitie, projectielen, werpexplosieven, sproeiapparaten voor irriterende stoffen, en overige aanvals- of verdedigingsvoorwerpen. De oppositie is gebaseerd op o.a. het Amerikaans merk First Defense, ingeschreven voor soortgelijke waren.

De Amerikaanse merkhouder stelt, naast wat procedurele zaken, dat verzoekster haar gemachtigde in de zin van deze bepaling was en zonder haar toestemming een aanvraag had ingediend.

 

Uit een verklaring uit 1996 van Amerikaanse vennootschap blijkt echter volgens het Gerecht wel dat deze daarin uitdrukkelijk afstand doet van alle rechten op het in de inschrijvingsaanvraag bedoelde merk voor Europa. In de bijlage bij de verklaring wordt duidelijk aangegeven op welke merken deze verklaring betrekking heeft.

Bovendien bestond er tussen verzoekster en de vennootschap uit Wyoming een reële en daadwerkelijke handelsrelatie toen de verklaring werd afgelegd, wat kan verklaren dat de vroegere houder deze toestemming heeft gegeven zonder betaling. Dat een dergelijk akkoord eventueel als atypisch wordt aangemerkt, kan, anders dan de kamer van beroep heeft laten uitschijnen, op zich in geen geval afbreuk doen aan de geldigheid van de daadwerkelijk gegeven toestemming.

De in 1996 verkregen toestemming moet dan ook worden beschouwd als duidelijk, nauwkeurig omschreven en onvoorwaardelijk op die datum en het Gerecht vernietigt de  beslissing van het OHIM om de oppositie toe te wijzen.

Lees het arrest hier.