Gepubliceerd op woensdag 18 mei 2016
IEF 15949
Rechtbank Den Haag ||
4 mei 2016
Rechtbank Den Haag 4 mei 2016, IEF 15949; ECLI:NL:RBDHA:2016:5076 (Enza Zaden tegen Westland Seeds), https://ie-forum.nl/artikelen/benoeming-rechter-commissaris-om-voortgang-van-tegenbewijsonderzoeken-te-bewaken

Benoeming rechter-commissaris om voortgang van tegenbewijsonderzoeken te bewaken

Rechtbank Den Haag 4 mei 2016, IEF 15949; ECLI:NL:RBDHA:2016:5076 (Enza Zaden tegen Westland Seeds)
Kwekersrecht. Zie eerder IEF 15078. Westland Seeds wordt toegelaten tot leveren van tegenbewijs tegen het oordeel dat hij het ras OP 0802 herhaald zou hebben gebruikt voor voortbrengen van het ras WT 8106. Dat de onderzoeken niet voldoende sluitend zou zijn, is niet doorslaggevend, het gaat bij tegenbewijs slechts om het ontzenuwen van het bewezen geachte. De onderzoeken kunnen een vertraging opleveren van anderhalf à twee jaar, daarom wordt een rechter-commissaris aangesteld op grond van artikel 20 Rv ter bewaking van de voortgang van de procedure.

2.1. De rechtbank heeft bij het tussenvonnis [A] c.s. toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshandse oordeel dat [A] het beschermde ras OP 0802 herhaald (heeft) gebruikt voor het voortbrengen van zaden van het ras WT 8106. Bij akte houdende uitlating na tussenvonnis heeft [A] c.s. zich uitgelaten over het bewijs dat hij daarvoor wil vergaren. Zakelijk weergegeven gaat het om:

1. deskundigen die kunnen verklaren omtrent het aantal zaailingen dat is te verkrijgen uit het aan Naktuinbouw aangeleverde en onderzochte zakje WT8106-zaden, de bij het verleningsonderzoek geconstateerde morfologische verschillen tussen de rassen WT 0007 en OP 0802 in het licht van de door Naktuinbouw geconstateerde nauwe genotypische verwantschap daartussen, alsmede omtrent het door [A] gevolgde ontwikkelingstraject;
2. het voortbrengen van zaden van WT 0007 en de vader van WT 8106 (de rechtbank begrijpt uit de context: het kruisen van WT 0007 en de vader van WT 8106), het uitzaaien daarvan en de voortbrenging van planten uit dat zaad, en het vervolgens laten verrichten van onafhankelijk rasonderzoek ter bevestiging dat het kruisingsresultaat WT 8106 oplevert;
3. een genotypisch tegenonderzoek waarmee wordt aangetoond dat er tussen WT 0007 en OP 0802 grotere (meer) genotypische verschillen bestaan dan gerapporteerd door Naktuinbouw;
4. het (herhaald) uitvoeren van het kweekprocedé (de rechtbank begrijpt: het veredelingsproces) door [A] in een (door een onafhankelijke partij) gecontroleerd proces, gevolgd door een gedetailleerde rapportage omtrent dit procedé, alsmede een nieuw genetisch onderzoek van de planten die met dit procedé worden verkregen.

2.7.
Dat het door [A] c.s. voorziene (of gewenste) resultaat van de genoemde onderzoeken geen sluitend bewijs zou kunnen leveren in zijn voordeel, zoals Enza betoogt, is niet doorslaggevend. Immers, bij het leveren van tegenbewijs gaat het slechts om het ontzenuwen van het voorshands bewezen geachte, niet per se het sluitend weerleggen daarvan. Enza betoogt voorts ten aanzien van het veredelingsproces dat een strikte herhaling daarvan niet mogelijk is omdat het uitgangsmateriaal niet meer voorhanden is, en omdat [A] dat proces zou moeten uitvoeren, wat geen getrouw beeld kan geven omdat [A] dat met de kennis van nu (zeven jaar meer ervaring) zou doen. Enza verzoekt de rechtbank met dit argument in wezen nu al te oordelen over de bewijskracht van dit bewijsmiddel, wat niet is toegestaan omdat dit oordeel een prognose omtrent het te leveren bewijs inhoudt.

2.8. Het bewijsaanbod van [A] c.s. is ook voldoende specifiek. Het feit dat [A] c.s. nog niet de namen van deskundigen noemt, zodat niet kan worden beoordeeld of deze deskundigen geschikt en in staat zijn een verklaring af te leggen, maakt het aanbod als zodanig niet onvoldoende specifiek of vaag. Hetzelfde geldt voor de omschrijving van de aangekondigde onderzoeken. De onderzoeksopdracht volgt naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks en voldoende specifiek uit de door [A] c.s. ingenomen stellingen, en daarbij gaat het bovendien om (precies) dezelfde onderzoeken die Enza ook heeft laten uitvoeren door Naktuinbouw (het DUS-onderzoek en het Variety Tracer onderzoek naar de genotypische overeenstemming).

2.9. Enza benadrukt in haar bezwaren tegen de voorgestelde bewijsvoering dat [A] c.s. reeds zes jaar de gelegenheid heeft gehad de aangekondigde onderzoeken uit te voeren, en dat [A] c.s. bij de akte na tussenvonnis het relevante bewijs nog steeds niet heeft overgelegd maar dit slechts aankondigt. Het nu nog laten uitvoeren van - met name - de onderzoeken leidt volgens Enza tot grote vertraging in de procedure omdat deze onderzoeken tenminste anderhalf à twee jaar duren. Daarmee is volgens Enza het huidige bewijsvoorstel van [A] c.s. in strijd met de goede procesorde.

2.15. Teneinde onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen ziet de rechtbank aanleiding op grond van artikel 20 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering maatregelen te treffen. [A] c.s. dient na verloop van iedere periode van zes maanden vanaf de vonnisdatum over de voortgang van de bewijsvergaring te rapporteren aan na te noemen rechter-commissaris en aan de wederpartij. De rechter-commissaris kan instructies geven in het belang van de voortgang van de procedure. In geval van onvoldoende voortgang, kan de zaak, al dan niet op verzoek van een partij daartoe, ambtshalve op de rol worden geplaatst voor uitlating van partijen over de vraag of, en, zo ja, de wijze waarop de procedure zou dienen te worden voortgezet.