Gepubliceerd op vrijdag 10 november 2006
IEF 2918
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Bescheiden (3)

tsl.gifNa Lex Bruinhof van Wieringa Advocaten (eerder bericht hier) laat ook Michael Gerrits van De Gier & Stam zich op het weblog van zijn kantoor uit over de laatste ontwikkelingen op het gebied van de richtlijnconforme proceskostenveroordeling:

 “Ten eerste beoordeelt de rechter of ‘de communicatie van de zijde van de advocaat van Tell Sell’ wel adequaat is geweest. Deze overweging is niet alleen betuttelend, maar de rechter gaat hiermee naar mijn mening ook veel te ver. Gaat de rechter straks ook zeggen dat de dagvaarding of de pleitnota (en daarmee het pleidooi) veel te lang was en dat de advocaat ook met een korter verhaal had kunnen volstaan om het punt van zijn cliënt(e) te maken?

Ten tweede is de rechter van oordeel dat ‘gelet op de aard van de onderhavige zaak’(…) de zaak bescheidener had kunnen worden aangepakt’. Bij het lezen van dergelijke passages ontstaan bij mij irritaties. Allereerst had de rechter mogen toelichten wat hij met ‘de aard van de zaak’ dan precies bedoelt (makkelijke zaak, tegenpartij voert geen deugdelijk verweer, IE-zaak, etc?). Maar belangrijker nog, de rechter heeft mijns inziens op zijn minst de plicht – als hij deze mening is toegedaan – te motiveren waarom de zaak bescheidener had kunnen én moeten worden aangepakt en waarom de kosten niet billijk zijn als het niet bescheiden is aangepakt. Artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn bepaalt immers dat de kosten worden vergoed door de verliezende partij, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. De rechter heeft het zich er echter gemakkelijk vanaf willen maken, maar dat leidt alleen maar weer tot meer rechtsonzekerheid (en wij als advocaten moeten onze cliënten weer adviseren dat we van tevoren niet goed kunnen inschatten of een volledige proceskostenveroordeling erin zit, omdat dit klaarblijkelijk van geval tot geval verschilt).”

Lees hier meer.