Gepubliceerd op maandag 13 februari 2023
IEF 21228
BBIE ||
6 feb 2023
BBIE 6 feb 2023, IEF 21228; (BBBcycling tegen BCYCLE), https://ie-forum.nl/artikelen/beslissing-over-verwarringsgevaar-tussen-merken-bbb-en-bcycle

Beslissing over verwarringsgevaar tussen merken “BBB” en BCYCLE”

Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom 6 februari 2023, IEF 21228; Beslissing oppositie 2016564 (BBBcycling tegen BCYCLE) Het Bureau oordeelt over het verwarringsgevaar tussen het ingeroepen merk "BBBcycling" en "BCYCLE". Het gebruiksbewijs biedt niet voldoende bewijs voor normaal gebruik van het ingeroepen merk "BBBcycling" en het Bureau zal daarom enkel het verwarringsgevaar beoordelen op basis van het bekend gebruik van de "BBB" merken. De ingeroepen merken “BBB” en het betwiste teken stemmen auditief en visueel in beperkte mate overeen, terwijl zij begripsmatig niet overeenstemmen. Het Bureau gaat uit van de gemiddelde, omzichtige en oplettende consument gericht op het grote publiek. Bij de beoordeling worden alleen de registratiegegevens en eventuele gebruiksbewijzen gebruikt en geen rekening gehouden met factoren als marketing en verkoopformules. Het Bureau gaat uit van een normaal onderscheidend vermogen van het ingeroepen merk. Het Bureau oordeelt dat er geen verwarringsgevaar is tussen de ingeroepen merken "BBB" en het betwiste teken omdat er beperkte overeenstemming is tussen de tekens en de betrokken waren daarnaast identiek zijn. De verschillen in de tekens zijn echter opvallend en de totaalindruk van de tekens is verschillend. Hierdoor is er geen sprake van verwarring en zal het publiek evenmin van mening zijn dat de producten van dezelfde onderneming afkomstig zijn.

30. Het gebruiksbewijs maakt voor het Bureau niet duidelijk of het teken als merk is gebruikt, laat staan dat er enige conclusie kan worden getrokken met betrekking tot de plaats, de duur, de omvang en de wijze van gebruik van het merk “BBBcycling” in de Benelux. De conclusie moet dan ook zijn dat het gebruiksbewijs niet voldoende is om aan te tonen dat het ingeroepen merk “BBBcycling” normaal is gebruikt voor de waren en diensten waarvoor het ingeroepen merk is ingeschreven.

55. Verweerder betwist niet dat de waren waarvoor de ingeroepen merken zijn ingeroepen identiek zijn aan de waren van het betwiste teken, zoals opposant heeft gesteld. Gelet op het beginsel van hoor en wederhoor (artikel 1.16, lid 1 BVIE, regel 1.21 UR) is het oppositieonderzoek beperkt tot de door partijen aangevoerde argumenten, feiten en bewijsmiddelen. Het Bureau gaat er derhalve vanuit dat de waren identiek zijn, nu de gemotiveerde stelling van de opposant daartoe door verweerder niet is betwist.

56. Voor de globale beoordeling moet worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren of diensten. Er dient evenwel rekening mee te worden gehouden, dat de gemiddelde consument slechts zelden de mogelijkheid heeft, verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, doch aanhaakt bij het onvolmaakte beeld dat bij hem is achtergebleven. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat het aandachtsniveau van de gemiddelde consument kan variëren naar gelang van de soort waren of diensten waarom het gaat. In dit geval gaat het Bureau er met opposant vanuit dat de betrokken waren zijn gericht op het grote publiek dat een gemiddeld aandachtsniveau heeft. Dat er sprake zou zijn van een verhoogd aandachtsniveau omdat, zoals verweerder meent (punt 19), opposant zich in de praktijk richt op fietsproducten uit het specialistische, duurdere segment, is niet relevant. Met het feitelijke gebruik van de betrokken tekens kan in het kader van een oppositieprocedure immers geen rekening worden gehouden, aangezien de vergelijking van de tekens uitsluitend plaatsvindt op basis van de registergegevens en in voorkomend geval op basis van de gebruiksbewijzen. Zaken als marketing- en verkoopformules, die bovendien met de tijd kunnen wijzigen, spelen dus in het kader van een oppositie geen rol.

57. Het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Merken die hetzij van huis uit, hetzij wegens hun bekendheid op de markt, een sterke onderscheidingskracht hebben, genieten dus een ruimere bescherming dan merken met een geringe onderscheidingskracht. Hoewel opposant stelt bekend te zijn, voldoen de stukken waarnaar hij in dit verband verwijst (de stukken die werden ingediend om het normale gebruik van de ingeroepen merken te bewijzen) niet om dit te bewijzen. Bovendien hadden deze samen met de argumenten moeten worden ingediend zodat deze claim ook daarom al niet in overweging kan worden genomen. In dit geval gaat het Bureau dan ook uit van een normaal onderscheidend vermogen van het ingeroepen merk, nu de ingeroepen merken geen kenmerk van de betrokken waren en diensten omschrijven en de gestelde bekendheid niet is bewezen. Ten overvloede merkt het Bureau daarbij op dat, indien de gestelde bekendheid wel zou zijn bewezen, dit geen verschil zou hebben gemaakt voor de uitkomst van het onderhavig geschil. Ook in dat geval geldt dat de ingeroepen merken een geheel andere totaalindruk hebben dan die van het betwiste teken. De beschermingsomvang is geen factor die van invloed is op de perceptie van de consument over de overeenstemming tussen merk en teken.

58. De globale beoordeling van het verwarringsgevaar veronderstelt een zekere onderlinge samenhang tussen de in aanmerking te nemen factoren, met name tussen de overeenstemming van de conflicterende tekens en de waren of diensten waarop zij betrekking hebben. Zo kan een geringe mate van overeenstemming van de betrokken waren of diensten worden gecompenseerd door een hoge mate van overeenstemming tussen de tekens, en omgekeerd.

59. In dit geval is er tussen de ingeroepen merken “BBB” en het betwiste teken sprake van beperkte overeenstemming op auditief en visueel vlak, en verschillen de betrokken tekens begripsmatig. De betrokken waren zijn identiek. De ingeroepen merken betreffen evenwel korte merken, waardoor verschillen eerder opvallen. Daarnaast zijn juist de niet overeenstemmende delen duidelijk verschillend, waardoor de totaalindruk die de betrokken tekens wekken verschillend is.

60. Op basis van deze en de hiervoor genoemde andere factoren, en gelet op hun onderlinge samenhang, is het Bureau van oordeel dat er sprake geen is van verwarringsgevaar in die zin dat het publiek kan menen dat de door het ingeroepen merk aangeduide waren en die waarop het betwiste teken betrekking heeft, van dezelfde onderneming of, in voorkomend geval, van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.