Gepubliceerd op donderdag 26 juli 2012
IEF 11618
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Beweerdelijk totstandkoming octrooilicentie

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 juli 2012, zaaknr. 420938/KG ZA 12-594 (Azourite Ventures Limited tegen W.A. Sanders Papierfabriek 'Coldenhove' B.V.)

Uitspraak ingezonden door Arvid van Oorschot, Freshfields Bruckhaus Deringer.

Octrooirecht. Coldenhove is houdster van Europees octrooi EP 1 102 682, welke onder meer geldt in Spanje en Nederland. Tussen Grafko-Caspar, een aan Azourite gelieerde vennootschap, en Coldenhove is een licentieovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst is nadien overgegaan op de vennootschap Kaspar Papir. Deze laatste overeenkomst is door Coldenhove in mei 2011 beëindigd. Er is een geschil ontstaan over (beweerdelijke) totstandkoming van een licentieovereenkomst en (beweerdelijke) misleidende mededelingen op de website van Coldenhove. Azourite vordert in hoedanigheid van beweerdelijk licentienemer een gebod tot gehengen en gedogen door Coldenhove van voorbehouden handelingen door Azourite onder het octrooirecht. Daarnaast vordert Azourite verbod en rectificatie van beweerdelijke misleidende mededelingen, omtrent ontbreken van licentie, en aldus (dreiging van) inbreuk op de website van Coldenhove.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af en veroordeelt Azourite in de proceskosten. Artikel 1019h Rv wordt niet van toepassing geacht.

4.5. De voorzieningenrechter hecht met Coldenhove bijzonder belang aan het hiervoor weergegeven artikel 8.1. Naar Coldenhove onweersproken heeft gesteld was deze bepaling al opgenomen in het eerste concept dat Coldenhove aan Grafko-Caspar heeft gezondin en is het geen punt van discussie geweest. Het is kennelijk ongewijzigd overgenomen in d conceptovereenkomst tussen Coldenhove en Azourite. Coldenhove heeft daarmee, krnelijk omwille van de gewenste rechtszekerheid, het aanbod tot het aangaan van een licentieovereenkomst respectievelijk de aanvaarding van een aanbod van Azourite afhankelijk gemaakt van ondertekening van de schriftelijke overeenkomst door beide, partijen. In zijn e-mail van 24 april 2009 benadrukt Herder dat hij een door de bevoegde personen getekend exemplaar van de overeenkomst terugverwacht. Ook hieruit had Azourite moeten afleiden dat Coldenhove uitsluitend schriftelijke een overeenkomst wilde aangaan.

4.6. Al om deze reden moet vooralsnog de stelling van Azourite worden verworpen dat al tijdens de bespreking van 23 april 2009 mondeling een overeenkomst tot stand is gekomen. Ook om andere redenen is dat niet aannemelijk geworden. Coldenhove wist er terecht op dat tijdens de bespreking met alle hiervoor onder 2.1.3 genoemde personen Azourite als contractspartij niet in beeld was en dat niets er op wijst dat tijdens de bespreking tussen alleen Herder en Jakovina volledige overeenstemming over een licentieovereenkomst is bereikt. In de door Coldenhove overgelegde schriftelijke verfclaring van Herder wordt dat ontkend en in de verklaring van Jakovina is hiervoor geen aanwijzing te vinden. Het vereiste van ondertekening door beide partijen staat er tevens aan in de weg aan te nemen dat de overeenkomst tot stand is gekomen toen deze uitsluitend door Herder was ondertekend.

4.12 Ter zitting heeft Azourite desgevraagd verklaard dat - ook al moet vooraIsnog worden aangenomen dat geen licentieovereenkomst tussen partijen bestaat en Colderahove zich dus terecht op het standpunt stelt dat van de kant van Azourite inbreuk op het octrooi dreigt - in ieder geval de mededeling op de website van Coldenhove over de procedure in Spanje misleidend is. In de dagvaarding heeft Azourite op dat punt meer concreet gesteld dat de mededelingen op de website de misleidende indruk wekken dat de rechter in panje (en Duitsland) zijn beslissing heeft genomen na kennisneming van de verweren van Azourite terwijl het om een ex parte beslissingen gaat. Coldenhove voert echter tereht aan dat deze stelling feitelijk onjuist is omdat op de website integendeel is aangegeven dat de beslissing van de Spaanse rechter ex parte is gegeven. Van onrechtmatige misleiding door Coldenhove blijkt dus niet.

4.13. De gevorderde voorzieningen dienen gezien het voorgaande te worden afgelfezen met veroordeling van Azourite in de proceskosten. Voorshands wordt met partijen geoordeeld dat artikel 1019h Rv in de deze procedure niet van toepassing is nu het togendeel niet is bepleit en derhalve daarvoor geen overtuigende argumenten zijn aangevoerd.